Servaes de Kooning?/ Dirk Buysero/ Jacob van Rijn dorp?:
De bruiloft van Kloris en Roosje (1707)
‘Boere-operaatje’, een boertig ‘klucht-spel met sang en dans’.

8

Inleiding

De ontstaansgeschiedenis van de muzikale klucht De bruiloft van Kloris en Roosje is zo mogelijk in nog grotere nevelen gehuld, als die van De vryadje van Cloris en Roosje. Van de laatste zijn tenminste de naam van de tekstdichter Buysero en de componist Servaes de Koninck bekend. Zonder hier al te diep op de wetenschappelijke grondslagen voor Grijps conclusies en de wegbereidende muziekhistorische theorieën van Worp, Bottenheim en Rasch in te willen gaan, lijkt het er nu op dat het eerste deel van De bruiloft van Kloris en Roosje uit 1706/07 van Buysero’s hand is. Het tweede deel is waarschijnlijk geschreven door tekstdichter Jacob van Rijndorp (1663-1720), directeur van de Haagse en Leidse schouwburg. De componist is onbekend, al bestaat er een theorie dat hier wederom de hand van Servaes de Koninck in kan worden herkend (maar op stilistische gronden betwijfel ik dat – RS).

Synopsis

1937-00-00cloris

Het speelt zich af in een Hollands dorp waar men een boers taaltje spreekt. De eigenlijke hoofdrollen zijn niet voor Kloris en Roosje maar voor Krelis en Elsje. In de beginscène maakt Krelis Elsje zingend het hof, vooralsnog tevergeefs. Dan bereiden Tomas en Pieternel, de ouders van Kloris en Roosje, het bruiloftsfeest voor en verwelkomen ze de gasten. Als laatsten arriveren Krelis en Elsje, die het inmiddels met elkaar eens zijn geworden. Aan het eind van het stuk, tijdens het boerenbruiloftsmaal, voeren ze het hoogste woord en zingen ze liedjes. Als de bruid en bruidegom naar bed willen wordt er nog één gezamenlijk lied aangeheven en een ‘sluytballet’ gedanst.

   [28]  Och liefje mijn diefje (Melis & Guurtje)

[29]  Contredans in Cloris en Roosje

   [30]  Al die niet meugen (Krelis met Elsje)

[31]  Menuet in Kloris en Roosje

[32]  Jakelyn

[33]  Ik heb een Eendje, en een Waardje (Krelis)

   [35]  Sluytballet van Cloris en Roosje

1934Cloris

1934 CLORIS & ROOSJE (In de slotakte worden goede wensen voor het komende jaar uitgesproken door Thomasvaer (Jules Verstraete) en Pieternel (Anna Sablairolles)(© Nationaal archief)


Uitvoeringsgeschiedenis

Kloris


De bruiloft van Kloris en Roosje
is zonder meer het meest succesvolle werk uit de Nederlandse muziektheatergeschiedenis ten omen, omdat het gedurende tweeëneenhalve eeuw jaarlijks in de Amsterdamse Schouwburg werd opgevoerd, doorgaans als naspel bij Vondels beroemde treurspel Gijsbrecht van Aemstel. Toen de muziek in 1772 verloren raakte bij de brand in die schouwburg, componeerde de muzikaal leider van de Schouwburg, Bartholomeus Ruloffs (1735-1801), er nieuwe muziek bij die repertoire hield tot er in 1968 een einde aan de traditie van jaarlijkse Gijsbrecht opvoeringen kwam.

Ook hier bleek Grijps onderzoek tot voor hem teleurstellende, maar voor de buitenwacht spectaculaire resultaten te leiden. Grijp: “Ik was teleurgesteld dat mijn oorspronkelijke doel de partituren volledig boven water te krijgen of toch voldoende ervan terug te vinden om de werken te kunnen reconstrueren, mislukte. Van De vryadje van Cloris en Roosje vond ik slechts twee stukken terug, van de oorspronkelijke versie van De bruiloft van Kloris en Roosje uit 1706 slechts acht. Die staan allen als bonustracks achter onze opname van De triomferende min.”

Zoals ik schreef in Luister is Grijp hier iets te bescheiden. De bonustracks uit De vryadje van Cloris en Roosje en de oorspronkelijke versie van De bruiloft van Kloris en Roosje zijn voor de documentatie van de vroegste Nederlandse Operageschiedenis belangrijker dan de nieuwe opname van De triomferende min, die we immers uit eerdere opnamen en opvoeringen al vrij goed kennen. Wat verrast aan de Cloris en Roosje fragmenten uit 1686 en 1706 is overigens niet zozeer het naakte muziekhistorische gegeven van de ontdekking, maar vooral ook de kwaliteit van de muziek, die in zijn spontane onbevangenheid uiting geeft aan de bekende vrolijke taferelen die we allemaal kennen van Frans Hals & co.

Librettist Dirk Buysero
(Den Haag 1644-1707)

Volgens het ‘Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde’ van G. Frederiks en F. Jos. van den Branden (L.J. Veen, Amsterdam 1888-189) was ‘de heer van Heeraerts-heiningen’ meer 'een krachtig beschermer der dichters dan een gelukkig beoefenaar hunner kunst'.

Hij was zoon van Laurens, ambtgenoot van Huygens, uit het in december 1641 gesloten tweede huwelijk met Elisabeth de Vlaming van Outshoorn en werd gedoopt in de Haagse Kloosterkerk op 8 Mei 1644. In augustus 1666 ging hij studeren in Leiden, waarna hij in het najaar van 1666 een reis naar Frankrijk maakte. Daarop werd hij aangesteld tot secretaris van Vlissingen. Op 13 Mei 1674 werd hij namens Zeeland lid der admiraliteit te Rotterdam, waar hij tot 24 April 1706 in functie bleef. Een bestuurder derhalve, die de dichtkunst in zijn vrije tijd beoefende. Zijn interesse in de poëzie kwam van zijn moeders kant, daar deze verwantschap had met de culturele scene in Amsterdam. Daar leerde Buysero de locale dichters kennen en wierp zich allengs als beschermheer van deze en gene op. Mede daardoor zal Vondel in 1670 De Herscheppinge van Ovidius aan hem opgedragen hebben.

Dichter of bestuurder?

1

Hoewel Buysero een gelegenheidsdichter was, zou het fout zijn de geringschattende woorden van Frederiks en Van den Branden zomaar voor kennisgeving aan te nemen. Buysero was getuige zijn respectabele aantal toneelwerken dan wel geen Vondel, maar als librettist speelde hij een beslissende rol in de totstandkoming van een Nationale operacultuur. Behalve De triomferende min en De vryadje / Bruiloft van Kloris en Roosje, schreef Buysero onder andere nog de muziektheaterwerken De Ryswykse Vredevreugd, op muzijk (1697), Venus en Adonis met muziek van Hendrik Anders, en De Min- en Wijnstrijd, een herderspel eveneens met muziek van Anders (1697). Daarmee leverde hij het leeuwendeel van de libretti uit de periode 1680 tot 1707.

Buysero’s verdienste

Met de libretti voor De triomferende min (1680), De vryadje van Cloris en Roosje (1686) en zijn bijdrage aan De bruiloft van Kloris en Roosje (1707) schiep Buysero de enige twee Nederlandse muziektheaterstukken die de tand des tijds hebben doorstaan. De triomferende min staat momenteel met enige regelmaat op de programma’s van oude muziekfestivals en De bruiloft van Kloris en Roosje stond als naspel bij meestal Vondels Gijsbrecht van Aemstel tussen 1707 en 1968 jaarlijks op het programma van de Amsterdamse Stadsschouwburg. Toen de partituur van een onbekende componist (volgens sommigen Serveas de Koninck) verloren ging bij de brand in de Stadsschouwburg zag muzikaal leider Bartholomeus Rullofs zich genoodzaakt per omgaande een nieuwe partituur op de oude tekst te vervaardigen, zoveel waarde werd er aan het bekendste Nederlandstalige muziektheaterwerk uit die tijd toegekend. Hieronder een slide show met opvoeringsfoto’s uit de periode 1918-1934, allen afkomstig van opvoeringen en repetities aan de Amsterdamse Stadsschouwburg (© Nationaal archief):

Pas met het afschaffen van de Gijsbrecht van Aemstel­-traditie aan de Stadsschouwburg raakte De bruiloft van Kloris en Roosje na 1968 in verval, waar de nu toch wel oubollige humor mede debet aan zal zijn geweest. Desalniettemin wordt het werk sinds enkele jaren van tijd tot tijd weer opgevoerd met Rullofs partituur en nu zijn dan ook de resterende delen van de oorspronkelijke partituren door Louis Peter grijp gereconstrueerd en op cd uitgegeven. Bij zo'n continue opvoeringstraditie komen zelfs de in Buysero’s tijd wereldberoemde opera’s van Quinault & Lully niet in de buurt. Na de Franse revolutie raakten deze immers in volstrekte vergetelheid tot de barokrevival ze in de jaren tachtig van de 20e eeuw weer opgroef.

Hieronder een slide show met opvoeringsfoto’s van De bruiloft van Kloris en Roosje uit de periode 1954 tot en met 1964, allen afkomstig van opvoeringen en repetities aan de Amsterdamse Stadsschouwburg (© Nationaal archief):

Mogelijk was Buysero dan wel geen verfijnd tekstdichter, maar zijn inzicht in volkscultuur en zijn spitsvondige, soms wellicht platte humor, raakte toch een gevoelige snaar bij het publiek. Met zijn boerenklucht op muziek liep hij bovendien 150 jaar op de ontwikkelingen in de opera elders vooruit, hetgeen ook geld voor zijn gebruik van volkse taal in de Cloris en Roosje verianten (in Vlaanderen gebeurde dat bijvoorbeeld pas na de opkomst van de Vlaamse beweging na 1850). 

BRONNEN

– Interview 3 augustus 2012 RS met Louis Peter Grijp (artistiek leider Camerata Trajectina)

'De muziek in De bruiloft van Cloris en Roosje', Louis Peter Grijp, Meertens Instituut, datum ??

Teksboek De triomfeerende min/ Camerata Trajectina (cd Globe 2011/12)

Historische uitvoeringsfoto's van De bruiloft van kloris en Roosje opvoeringen in de Amsterdamse Stadsschouwburg 1918-1964: Nationaal archief/gahetna.nl