Jan Brandts Buys (1868-1933)
Met Die Schneider von Schönau voegde Jan Brandts Buys zich bij leven onder de succesvolle Duitstalige componisten van zijn tijd. In magisch-realistische opera’s als Micarême lijkt het succes van Die Schneider een omgekeerde operarevolutie te hebben bewerkstelligd, waarbij de muziek boven het woord staat. Van 21-23 september 2018 organiseert 401Nederlandse opera's een Jan Brandts Buys Festival te Zutphen, met hoogtepunten uit al zijn opera's (met Johannette Zomer & friends), zijn liederen (met Johannette Zomer), de complete Micarême (met Julia Bronkhorst en Hendrik Vonk en het meisjeskoor van De Muzehof), zijn piano oeuvre (met Jan ten Bokum & friends), kamermuziek (met Jeroen den Herder) en orgelwerk (met Frank van Wijk).
Micarême nemen we in de herfst van 2017 al in de studio op, net als enkele hoogtepunten uit Hero und Leander (met Barbara Schilstra en Hendrik Vonk) en zijn piano oeuvre. Micarême bevat betoverende melodieën. De wals van Der junge Frau, het Narrenlied en het duet vibreren van verlangen en geheimzinnigheid. Na een eeuw vergetelheid voerde 401Concerts 1 het de centrale monoloog van Der Junge Frau en het duet met Der Narr. Sopraan Jolien De Gendt zong Der Junge Frau, tenor Denzil Delaere de Nar ‘Prinz Karnaval’, met Pieter Dhoore op piano. Op 401Concerts 3 voerden respectievelijk Jolien De Gendt, violiste Ann Vancoillie en Pieter Dhoore Veronika's avondmijmering uit het slot van de tweede akte uit. Dit fragment werd in 401Concerts 4 nog eens herhaald door sopraan Barbara Schilstra met violiste Anna Hiemstra en Wolter Willemsen op piano. Hieronder Brandts Buys biografie.
Tekst: René Seghers & Jan Ten Bokum
Partners: Gemeente Zutphen, Operaplatform Gelderland-Overijssel, Jan ten Bokum, Johannette Zomer, Nederlands Muziek Instituut, Kröller-Müller Museum
Download 401Concerts 1, 3 & 4 met Micarême en De Kleermakers van Marken
De opname van 401Concerts 3 bevat Veronika's 'En sluipt de liefde om het huis' uit Brandts Buys’ De kleermakers van Marken (Die Schneider von Schönau) vertolkt door met Jolien De Gendt, Denzil Delaere, Pieter Dhoore en Ann Vancoillie. Op 401Concerts 4 vertolken Barbara Schilstra (s), Wolter Willemsen (p) en Anna Hiemstra (v) hetzelffde fragment.
401Concerts 1 en 401Concerts 4 bracht een grote selectie uit Jan Brandts Buys’ Micarême met Jolien De Gendt (s), Denzil Delaere (t) en Pieter Dhoore (p).
In September/Oktober 2017 vonden opnames plaats van de complete Micarême met René Rakier (piano), Jolien De Gendt (s), Denzil Delaere (t), Hans de Vries (Alte Herr) en het 401NederlandseOperas koor onder directie van Frits Muusse (op compact disc in de eerste helft van 2018, in aanloop naar het Jan Brandts Buys Festival).
401Concerts 3 (Video)
Download: € 7.99 |
401Concerts 3 (Audio)
Download: € 7.99 |
Jan Willem Frans Brandts Buys (Zutphen, 12 september 1868 - Salzburg, 7 september 1933) stamde uit een illuster componistengeslacht. Hij was de oudste zoon van organist en componist Marius Ardrianus Brandts Buys senior (1849-1911). Deze gaf Jan Willem zijn eerste orgellessen. Zijn componerende en inwonende oom Ludwig Felix (1847-1947, nog steeds bekend van het lied, ‘Mijne moedertaal’) bemoeide zich eveneens met de muzikale opvoeding van Jan Willem, die in die dagen Beethoven, Mendelssohn en Grieg tot zijn favoriete componisten rekende. Vanaf 1882, nog op het gymnasium, begon Jan Brandts Buys in het openbaar als organist op te treden. Als componist trad hij vanaf 1883 voor het voetlicht met ‘Sechs lyrische Stückchen und Variationen’. Van 1884 tot en met 1889 was hij organist aan de Broederkerk in Zutphen, de enige officiële post die hij tijdens zijn leven bekleedde. Een behaalde rijksbeurs stelde hem medio 1889 vervolgens in staat te Frankfurt aan het Raff Conservatorium verder te studeren bij Max Schwarz (piano) en Anton Urspruch (theorie). Beiden waren leerlingen van Franz Liszt, Schwarz ook van Hans von Bülow. Ten Bokum vermoedt dat Brandts Buys in het Frankfurtse muziekleven een voorkeur voor Slavische muziek en Brahms op heeft gedaan, die in zijn latere scheppen soms doorklinkt. In ieder geval leidde zijn buitenlandse opleiding ertoe dat zijn eigentijdse vier ‘Nachtliedjes’ naar Frederik van Eedens Ellen in 1891 een sterke indruk maakten in Nederland, waar hij na zijn terugkomst met succes concerteerde in eigen repertoire. Begin 1892 speelde hij met het Concertgebouworkest zijn ‘Konzertstück voor Piano en Orkest Op. 3’.
Wenen
Later in 1892 zou een terloopse reis als muziekcorrespondent van Het Vaderland naar Wenen, waar hij verslag moest doen van de internationale Ausstellung fur Musik- und Theaterwesen, het verdere leven van Brandts Buys bepalen. Deze bleef namelijk in Wenen hangen. Om zich daar als componist te ontwikkelen, voorzag hij in zijn levensonderhoud als muziekcorrector en arrangeur voor diverse uitgevers. In 1898 begon hij aan een opera op een Spaans thema, maar dit werk bleef op de eerste akte en een stukje van de tweede na onvoltooid. Net als later Micarême speelt deze opera met Carnaval, al toont het dan populaire Spaanse thema rondom rokkenjager Gomez die wordt tegengewerkt door Don Quichot en Sancho, verder geen overeenkomsten. Overigens experimenteerde Brandts Buys al in zijn jeugdjaren met een opera, waarvan echter slechts een paar regels tekst bewaard bleven.
In 1899 volgt zijn eerste Weense wapenfeit, een tweede prijs in het Bösendorfer pianoconcours voor zijn compositie ‘Pianoconcert Op. 15’. Dat werd daarop door de Wiener Philharmoniker uitgevoerd. Hij ging doorop voor Universal Edition opera’s en de kamermuziek van Ernő Dohnányi te bewerken, met wie Jan bevriend raakte. Dat leidde tot eigen kamermuziekcomposities en, vermoedelijk in 1901, tot de toneelmuziek voor Schluck und Jau, bestaande uit een ouverture en 12 korte nummers (homofone koren, volksliederen met refreinen en instrumentale tussenspelen). Het werk is echter nooit met Brandts Buys muziek opgevoerd (Ten Bokum vermoedt dat de auteur bezwaar had tegen de verminking van zijn stuk door theaterdirecteur Schlenther, die er een muzikale klucht van probeerde te maken).
Lieder componist
Brandts Buys was niet alleen een belangrijk operacomponist; hij schreef ook bijna honderd liederen. Enkele daarvan lijken wel voorstudies van de opera’s. Dit geldt in het bijzonder voor de eerste twee liederen van Opus 22 (Vier Lieder für eine Singstimme und Pianoforte), uitgegeven in 1908. Zowel in 'Mauskätzchen' als in 'Eichhörnchen' is de pianopartij meer dan alleen begeleiding. De pianist beeldt het verhaal uit. Je hoort de muis trappelen en de kleine diertjes die door het eekhoorntje worden aangesproken, beven en trillen. De zanger vertelt het verhaal. De zangpartij bestaat meer uit melodische declamatie dan uit afgeronde melodische lijnen. Dit principe kenmerkt ook de meeste komische opera’s van Brandts Buys. Zijn eerste opera in dat genre is Glockenspiel, die hij eind 1912 voltooide.
1909, Das Veilchenfest
Brandts Buys connectie met Dohnányi leidde direct of indirect ook tot zijn opera Das Veilchenfest, nadat hun gezamelijke kennis Victor Heindl hem het libretto aanreikte. Daarin figureerde een Don Quichot figuur die in Wenen zijn veroveringen maakte, hetgeen Brandts Buys deed besluiten zijn Spaanse opera in te wisselen voor deze met het commercieel gezien interessantere uitgangspunt. De ouverture van Das Veilchenfest werd al medio 1907 onder titel ‘Neidhart Fuchs’ gespeeld door de Wiener Concert-Verein, waar hem tevens een geldprijs werd toegekend voor zijn ‘Illyrische Ballade’. Eerder al had het Fitzer Kwartet werken van hem uitgevoerd en de wereldberoemde sopraan Lilli Lehmann had liederen van hem vertolkt; Jan Brandts Buys was plotseling een jonge componist met perspectief.
Er volgden twee jaren in de aanloop naar de première van Das Veilchenfest in de Komische Oper te Berlijn, 1909. Eerder had Mahler het afgewezen, naar verluidt vooral vanwege het gedateerde tekstboek. Wederom onder verwijzing naar dat tekstboek had het werk in Berlijn geen succes, al kent Ten Bokum het werk binnen zijn Wagneriaanse oriëntatie in muzikaal opzicht nadrukkelijk originaliteit toe: ‘Qua tekst is Jans opera met Pfitzners Rose vom Liebesgarten (1900) verwant, qua muziek meer met die van Braunfels. Diens Prinzessin Brambilla (1909) was echter nog niet voltooid en kan dus niet van invloed op Das Veilchenfest zijn geweest’.
1912, Das Glockenspiel
In 1910 vertrok Brandts Buys naar Siffian in Zuid Tirol. Onder bekoring van de natuur componeerde hij daar in 1912 zijn tweede opera Das Glockenspiel, een komische eenakter die in 1913 te Dresden werd uitgevoerd. De Wagnerinvloeden waren verdwenen en het werk ademt de sfeer van een 19e eeuwse Spieloper op zijn Lortzings, maar dan doorgecomponeerd. De sterke Tiroler invloed blijkt onder meer uit de oorspronkelijke titel, Flitterwochen (wittebroodsweken). De volksliedachtige lyriek en het ontbreken van grote aria’s in een ariosoachtige recitatiefstijl waarin korte melodiebogen steeds in elkaar overlopen, kondigt Die Schneider von Schönau als het ware al aan. Ook de tekstdichter, Ignaz Michael Welleminsky (de latere tekstdichter van Zwei Herzen in Dreivierteltakt) is dezelfde. Das Glockenspiel legde het bij de première echter af tegen Wolf-Ferrari’s Der Liebhaber als Arzt, waarvoor het een curtain raiser was. Van Das Glockenspiel is later weinig meer vernomen, maar zijn verrichtingen resulteerden in dat jaar wel tot een contract met uitgever Josef Weinberger, hetgeen hem in staat stelde van zijn componeren te leven. Daarop keerde hij in 1914 naar Wenen terug.
1916, Die Schneider von Schönau
Brandts Buys grote doorbraak kwam op 1 april 1916 met de Dresdense wereldpremière van Die Schneider von Schönau. Moest Brandts Buys het bij Das Glockenspiel nog stellen met een B-cast, voor Die Schneider von Schönau zette Dresden zijn allerbeste krachten aan het werk. Minnie Nast, eerder creatrice van Sophie in Richard Strauss’ Der Rosenkavalier, was Veronika. De nog onbekende Elisabeth Rethberg viel op als Michele. De ingenieuze komische handeling en de toegankelijke, soms prachtige muziek bij het tekstboek van Bruno Hardt-Warden en Ignaz Michael Welleminsky, sloegen in als een bom. Het werk werd in de decennia daarna aan liefst zeventig theaters gegeven. In Nederland ging het op 2 oktober 1917 bij De Nederlandsche Opera in de Stadsschouwburg te Amsterdam als De kleermakers van Marken. De Nederlandse vertaling van Nardus Henri Wolf trok het werk volledig in een Nederlandse setting. De intendant hoopte met deze bewerking het nationale sentiment uit te kunnen buiten, mede met het oog op de geplande landelijke tournee van het werk. Jules Moes was Sebastiaan (Florian), Louis van Tulder zong Steketee (Siegele), Annie Ligthart was Veronika en Willem Harmans dirigeerde. Laatstgenoemde had in januari van dat jaar de première in Poznán al gedirigeerd. De kleermakers van Marken ging daarna op tournee langs zeven plaatsen, waarmee het een van de succesvolste Nederlandse operaproducties van dat jaar was. In deze Nederlandse vermomming werd het in 1952 nog voor de Nederlandse radio geproduceerd met John van Kesteren als Sebastiaan (Florian) en de latere IVC winnares Aukje Karsemeyer-De Jong als Veronika. Er bestaat een prachtige opname hieruit van Veronika’s maanlied ‘En sluipt de liefde in de buurt’. Aukje Karsemeyer-De Jongs vertolking is voorgedragen vanuit de tekst, met dromerige, lyrische toon en subtiel begeleid door het Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Paul van Kempen. Zo komen de sterke, poëtische kwaliteiten van dit werk vol naar voren, niet verwonderlijk wellicht, want Van Kempen had in 1917 al als concertmeester aan de Poolse opvoering in Poznan meegewerkt. Een recentere Duitstalige radio-opname uit Utrecht 1991 met Soile Isokoski als Veronika heeft zijn verdienste vooral in het gegeven dat Die Schneider von Schönau daarmee eindelijk ontsloten is, maar Brandts Buys wordt er ten onrechte naar het Umfeld van Korngold en Humperdinck toe gedirigeerd. Het volkse Spieloper-element dat voor deze opera essentiëel is, komt aldus niet uit de verf. Dat de zangers hun partijen soms hoorbaar van blad aflezen heeft een revival van Brandts Buys’ meesterwerkje daarna helaas in de weg gestaan. Voor een iets completer beeld van de muziek en een echo van Richard Taubers interpretatie van Sebastiaan, verwijs ik hier naar een idiomatische opname uit 1951 met een jonge Rudolf Schock en Lore Hofmann in ‘Ich sehe dort Veronika’.
Jan Brandts Buy: Die Schneider von Schönau ‘Ich sehe dort Veronika!’
Rudolf Schock (Florian), Lore Hofmann (Veronika Schwälble), Nordeutschen Rundfunks DDR & Rias-Berlin, 21 maart, 1951
Jan Brandts Buy: De kleermakers van Marken (Die Schneider von Schönau) ‘En sluipt de liefde in de buurt’
Aukje Karsemeyer-De Jong (Veronika), Radio Filharmonisch orkest o.l.v. Paul van Kempen, 1952
Jan Brandts Buy: Die Schneider von Schönau ‘Steig auf mein Lied' (Act I)
James Roden (Florian), Radio Filharmonisch orkest o.l.v. David Parry
Opmerkelijkerwijze had de luchtige komedie rondom drie kleermakers die elkaar een aantrekkelijke rijke weduwe betwisten waarna de toevallig passerende losbol Florian er met het wicht vandoor gaat, overal succes, behalve in Wenen. Ondanks een sterrenensemble met Lotte Lehmann als Veronika en de bas Richard Mayr als burgemeester Folz, nam men Brandts Buys in Wenen als verklaard traditionalist niet serieus, althans, niet in de hogere regionen van de klassieke muziek. Andersom liet Brandts Buys zich geringschattend over eigentijdse muziek uit. Zijn enige leerling, de progressieve Alois Haba, stuurde hij na enkele lessen weg. Brandts Buys bleef een levenlang fan van Beethoven, Brahms en Grieg, een beperking die eigenlijk tot halverwege de jaren dertig een rem zet op de ontwikkeling van alle Nederlandse componisten sinds Van Bree (pas na 1955 loopt de marge van het Nederlandse muziekleven in de pas met de internationale avant garde).
De uiteindelijke verdwijning van Die Schneider von Schönau van het repertoire lijkt mede een gevolg van de Duitse cultuurpolitiek onder het Nazi regime te zijn geweest. Librettist Welleminsky was namelijk Joods. Een geplande opvoering aan Die Salzburger Festspiele werd in 1938 om die reden geannuleerd en opvoeringen van het werk werden verboden. Na de oorlog heeft het slechts incidenteel revivals gekend. In1951 te Dresden met Rudolf Schock, waarvan hierboven een fragment is opgenomen. Dan volgde in 1952 de genoemde Nederlandse AVRO radiopname, in 1963 een opvoering te Würzburg, en in 1991 de besproken Utrechtse Matinee uitzending. Die Schneider von Schönau is niet alleen met enorme afstand de meest internationaal succesvolle opera van een Nederlandse componist, maar bevat ook enkele bladzijden die tot de mooiste uit de Nederlandse operaliteratuur mogen worden gerekend.
1917, Der Eroberer
Ten Bokum omschrijft Der Erober als ‘een ernstige nummeropera met komische gedeelten’. Het was een geval van bijna goed, maar toch misgeschoten, vooral met het libretto. De titel was namelijk courant aan het einde van de Eerste Wereldoorlog, maar in plaats van daar een inhoudelijk vervolg aan te geven beperkt het tekstboek zich tot een nietszeggend Biedermeiergegeven. Het sloeg op het operatoneel niet aan, maar bevat wel de meest progressieve muziek uit zijn gehele oeuvre. Wat zich hier en in Brandts Buys latere werken in toenemende mate wreekt, is zijn eigenzinnige behandeling van de tekst; hij zou zich later expliciet bekennen tot anti-dramatische libretti, omdat het publiek toch voornamelijk voor de muziek kwam. Volgens Ten Bokum kent Der Erober geen enkele nazingbare melodie, al stelt hij dat bij een goede uitvoering dramatische effecten ontstaan die indruk kunnen maken. Toch zijn wij benieuwd naar Erika’s Akt I aria en naar het liefdesduet in haar nacht met de Veroveraar. Ook Ten Bokums beschrijving van het enorme instrumentarium van Elektra-achtige proporties maakt nieuwsgierig. Wat het verhaal betreft, dat ontspruit aan het gegeven rondom een anonieme veldheer die op het punt staat een stadje te veroveren. De geliefde van de locale apotheker denkt in de stoere veldheer een goed alternatief te zien voor haar weinig opwindende geliefde. Tot zover is alles nog conventioneel, maar de veroveraar blijkt verderop een bovennatuurlijk wezen die het midden houdt tussen Wotan en De vliegende Hollander. Dit leidt tot een serie magisch realistische scènes waarbij de veroveraar haar slaapkamer bezoekt in de nacht voor ze met de apotheker zal trouwen. Als ze wakker wordt hallucineert ze en danst weg met de nar Totenhans. Als de apotheker bovenkomt ziet hij dat het flesje met slaapmiddel dat hij haar gaf leeg is. Erika valt dood neer.
1918, Der Mann im Mond
In Der Mann im Mond presenteerde Brandts Buys het gegeven van Der Erober in omgekeerde vorm, als onderdeel van een komedie, het genre waar hij eerder succes mee had geboekt. Kennelijk overtuigd dat hij ondanks de mislukking van Der Erober op het goede spoor zat, handhaafde hij de magisch realistische sfeer in een sprookjesachtige komedie rondom de boosaardige prinses Zizipe die verliefd is op de maanman. Deze beantwoordt haar liefde en blijkt haar prins op het witte paard te zijn. Dat leidt in dit geval tot een happy end, want ze leefden nog lang en gelukkig. Zizipe is mede interessant omdat Brandts Buys haar als coloratuursopraan heeft neergezet. Dat is nieuw in zijn opera’s en wordt ingeluid doordat hij zich voor het werk oriënteerde op de 18-e en 19e eeuwse operatradities die model voor Der Mann im Mond stonden. Ten Bokum noemt het een echte sprookjesopera, eenvoudig, romantisch en kleurrijk, zowel in instrumentatie als enscenering. De première was andermaal voorzien voor Dresden, maar werd na besprekingen in oktober 1918 uitgesteld door het uitbreken van de revolutie in Duitsland. Uiteindelijk ging het werk er in première op 18 juni 1922, met Richard Tauber en Elisabeth Rethberg in de hoofdrollen. Brandts Buys kreeg gelijk aangaande zijn gevoel dat hij met de sfeer van Der Erober in een komische setting succesvol zou kunnen zijn. Der Mann im Mond werd goed ontvangen en verspreidde zich over diverse andere Duitse theaters. Met name de impressionistische maannachtstemming in Akte II werd her en der geroemd als een van de hoogtepunten.
1919, Micarême
Micarême was niet geschreven voor de grote opera, maar meer voor het revue en operettepubliek, volgens Ten Bokum waarschijnlijk ingegeven door de economische rampspoed van die naoorlogse dagen. Het werk duurt ongeveer 40 minuten en is zoals gebruikelijk in dat genre geheel op de Weense wals gebaseerd, met daarbinnen een aanstekelijk Hongaars element. Waar Brandts Buys als componist conventioneel mag zijn geweest, toont hij zich in dramatisch opzicht steeds meer een revolutionair. In Micarême zitten de grootste vernieuwingen in het concept, want een doorgecomponeerde komische opera was ongebruikelijk. Nieuw voor Brandts Buys is het sterke accent op melodische expansie. Dit deed ons na het doorspelen van enkele fragmenten direct besluiten de mooiste stukken uit Micarême voor ons eerste 401NederlandseOperas concert op 26 april 2015 te Hoog-Keppel te selecteren. Scenisch is dit werk vandaag de dag wellicht minder goed voorstelbaar, maar Micarême is onweerstaanbaar in ritme, melodie, cadans en sfeer. Het verhaal speelt in de nacht van vastenavond en Aswoensdag, de precieze grens van Karnaval en de daaropvolgende vastentijd. Dat moment stond vroeger bekend als Micarême.
Op 26 april 2015 werd naast deze wals ook het narrenlied en het duet tussen de als nar verklede Prins Karnaval en de Jonge Vrouw uitgevoerd op 401Concerts 1 in Hoog-Keppel met Jolien De Gendt als de Jonge Vrouw, Denzil Delaere als Nar en Pieter Dhoore begeleidt op piano. In September/Oktober 2018 vonden opnames plaats van de complete Micarême met René Rakier (piano), Julia Bronkhorst (Junge Frau), Hendrik Vonk (Der Narr), Hans de Vries (Alte Herr) en het 401NederlandseOperas koor onder directie van Frits Muusse (op compact disc in de eerste helft van 2018, in aanloop naar het Jan Brandts Buys Festival).
Download 401Concerts 1 met Micarême
401Concerts 1 bracht een grote selectie uit Jan Brandts Buys’ Micarême met Jolien De Gendt (s), Denzil Delaere (t) en Pieter Dhoore (p).
Micarême kon ondanks de prachtige muziek en de moeite die Kunstlerbühne Ronacher directeur Egon Dorn zich voor de premiere op 14 november1919 had getroost, niet aan de hooggespannen verwachtingen beantwoorden. Nauwelijks verwonderlijk voor een stuk dat scherp getimed 37 minuten duurt en dus niet zelfstandig kon worden geënsceneerd (iets dat Puccini in Il Trittico op briljante wijze had ondervangen door drie complementaire eenacters te componeren). Zürich in Zwitserland volgde, maar dat was niet het succes waarop Brandts Buys had gehoopt. Pas na zijn dood werd het nogmaals opgevoerd in Wenen. Dat was aan de Maria Theresienstraße, in juni 1937. Een jaar later, medio 26, 27 en 30 oktober was de Stadsschouwburg Arnhem aan de beurt. Het werk werd er gekoppeld aan Wagenaars’ De doge van Venetië. Wellicht dat deze Nederlandse opvoeringen er debet aan zijn geweest dat Reeser het in ‘Een Eeuw Nederlandse Muziek’ na Die Schneider von Schönau tot Brandts Buys succesvolste werk verklaart. Op 26 april 2015 zullen naast deze wals ook het Narrenlied en het duet tussen de als nar verklede Prins Karnaval en de Jonge Vrouw worden uitgevoerd op het genoemde 401NederlandseOperas concert te Hoog-Keppel. Jolien de Gendt zingt de Jonge Vrouw, Denzil Delaere de Nar en Pieter Dhoore begeleidt hen op piano.
1927, Traumland
In 1920 verhuisde Brandts Buys naar Loznica bij Dubrovnik, een keuze die achteraf gezien niet erg verstandig was omdat hij daardoor veel te lang moest reizen om her en der aanwezig te zijn bij repetities van Die Schneider en nieuw te produceren opera’s. Zijn inspiratie stokte en pas in 1927 volgt een nieuwe opera, Traumland, een opera op een sprookjesthema. Met Traumland nam Brandts Buys ook afscheid van zijn vaste librettisten Warden en Welleminsky. Hij dacht zijn artistieke ideaal om de handeling zo onbetekenend mogelijk te maken en de muziek het verhaal te laten vertellen beter met een zelfgeschreven libretto te kunnen realiseren. Als we toch van de handeling spreken, dan gaat het over een leraar die in de proloog een jonkvrouw in de klas uitnodigt om de kinderen een verhaal over een boze sfinx te vertellen. Als ze een man was, zou ze die sfinx wel verslaan zegt ze. De schoolmeester wordt door haar betoverd maar is te verlegen met zijn bescheiden baantje om haar ten huwelijk te vragen. Hij valt in slaap en daarmee begint het centrale deel van de opera, waarin hij droomt hij dat hij een prins is die de sfinx verslaat en met zijn schoolklas de stad bevrijd, waarna hij met de mooie jonkvrouw trouwt. Als hij achter het harmonium in de schoolklas ontwaakt, vertelt hij haar zijn droom en vraagt haar zo ten huwelijk.
Hoewel Traumland weer aan de Dresden Oper zou gaan, had Brandts Buys grote moeite een uitgever voor het verhaal over een klas schoolkinderen en hun leraar te vinden. Pas nadat hij de oorspronkelijke titel Das Schulfest, oder das Traumland verkortte tot Traumland vond hij Weinberger tot uitgave bereid, op voorwaarde dat hij er een epiloog bij componeerde waarin het paar de droom nog dankt voor zijn hulp – dromen zijn niet altijd bedrog! Op 24 november 1927 ging het werk uiteindelijk in première, te Dresden. Het vrij unieke werk dat zich van een heel eigen melodisch idioom bedient tegenover de in dit genre bekende werken van Humperdinck, of die uit de Spieloper, bleek Brandts Buys’ grootste succes sinds Die Schneider von Schönau. Het werd in Dresden onder zware concurrentie van Kreneks Jonny Spielt Auf en door Richard Strauss zelf gedirigeerde opera’s vier keer herhaald en zou ook later nog regelmatig worden gegeven.
1929, Hero und Leander
Als uitkomst van Brandts Buys' zoektocht naar een formelere benadering van het libretto heeft de componist vanuit verschillende invalshoeken de Spieloper en de 18e eeuwse operatraditie onderzocht en geïmplementeerd in een eigentijds milieu. Zijn keuze voor een klassiek Grieks drama in een bewerking van Grillparzers Hero und Leander sluit goed aan bij de 18e eeuwse opera seria. Ook daar was de muziek belangrijker dan het verhaaltje, dat feitelijk bestond uit en serie losjes in de tekst gebedde aria’s en duetten die steeds individuele emoties uitdrukken. Volgens Ten Bokum volgde Brandts Buys' keuze voor een klassiek thema logischerwijze uit zijn opera seria orientatie, want mythologische thema’s waren daarvan het onderwerp. Het werk heeft vijf akten en het Griekse element beperkt zich tot de aankleding, terwijl de scènes aan het woeste water bij de voet van de vuurtoren als romantische schilderijen zijn uitgebeeld. Grillparzers versie is bekend: Hero staat op het punt tot priesteres van Afrodite gewijd te worden als Leander haar ziet en verliefd op haar wordt. Hij bezoekt haar ‘s nachts in de vuurtoren waar zij moet waken. Na lang aandringen stemt ze toe in een intiem samenzijn bij de struiken voorbij de landtong. Leander gaat vooruit om de kust te verkennen. De priesters zien hem aan de voet van de vuurtoren en waarschuwen de hogepriester. Die vraagt de goden Leander te straffen. Deze struikelt daarop in de afdaling en verdrinkt in zee. Als Hero de andere ochtend ontdekt wat er is gebeurd wil ze sterven, om met Leander begraven te kunnen worden. Als de hogepriester dit weigert, stort zij zichzelf in zee. Brandts Buys gebruikt voor het eerst sinds Das Veilchenfest weer Wagneriaanse technieken, maar het gaat daarbij puur om motivische structuren en niet om diens Gesammtkunstwerk theorie, waarin Brandts Buys volstrekt niet geïnteresseerd is. De eerste drie aktes werken als afgesloten scènes met een cresendo ensemble finale, de tragische vierde en vijfde zijn doorgecomponeerd en lopen in elkaar over, al heeft niemand dit ooit kunnen horen. Het werk vond in de nasleep van de beurscrash op Wallstreet namelijk geen theater dat het aan durfde nemen. Er was sprake van een uitvoering in 1931 te München maar daar lijkt men het risico te groot te hebben gevonden om onder voornoemde omstandigheden een ernstig werk op te voeren van een componist die alleen succes in komisch aangelegde opera’s had gekend. Wij hopen juist ook van dit werk fragmenten uit te kunnen voeren op volgende 401NederlandseOperas concerten.
1932, Ulysses
Zijn laatste opera werd Ulysses, anders dan de titel doet vermoeden geen heroïsch epos, maar een komedie in zeven taferelen. Ten Bokum: “Zijn schoonzus Wera Solander bewerkte enkele scenes uit Homerus origineel die ze onderordende in een aantal losse avonturenverhaaltjes met een komisch karakter. Daarmee stelde zij Jan in staat terug te grijpen op de succesvol gebleken speelopera-formule met losse scènes die als een prentenboek, als tableaux vivants, geënsceneerd konden worden. Met deze opzet kon hij tevens zijn operatheoretische opvatting dat de handeling geen doorlopend geheel hoefde zijn, handhaven. […] het resultaat is een opera met humor, grote ensembles, emotionele en dansante scenes. Kortom een opera met veel afwisseling die overigens qua sfeer en akkordiek dichtbij de Weense operette staat. Ze is hier en daar honingzoet.”
Brandts Buys voltooide Ulysses op 10 juni 1932, maar slaagde er niet meer in het werk bij leven uitgevoerd te krijgen. Hij overleed op 7 december 1933 te Salzburg. Pas in maart 1937 volgde een speciale radiouitvoering in het kader van onbekende opera’s, waarvan de opnamen helaas verloren zijn gegaan. Daarom moeten wij andermaal op Ten Bokum afgaan die hier schrijft dat de opera leeft bij de gratie van een serie bijzondere hoogtepunten, die afwisselen met academisme.
Brandts Buys in retrospect
Het perspectief van de tijd maakt dat wij vandaag de dag anders kunnen kijken naar Brandts Buys dan zijn tijdgenoten dat konden. Dit niet in de laatste plaats door de prachtige biografie van Jan Ten Bokum, waarin het artistieke credo van de componist transparent voor het voetlicht treedt. Hier was een componist met de hoogst mogelijke (anti-)dramatische principes, die hij volgde uit overtuiging, soms tegen de verdrukking in. Tegelijkertijd beschouwde hij opera als amusement en het publiek moest in muzikaal opzicht dus gewoon een mooie avond hebben. Al zijn opera’s zijn consequent schakels in het onderzoek naar de optimale vorm van zijn ‘muziektheater avant le lettre’. Het weinige dat we van zijn opera’s kennen beperkt zich nu tot Die Schneider von Schönau en een paar stukjes Micarême. Dat is in het licht van de successen van Der Mann im Mond en Traumland natuurlijk bitter weinig. Hoewel (bij zijn leven) nooit opgevoerd, getuigen zijn laatste twee werken Hero und Leander en Ulysse bovenden van een nieuwe richting in zijn ontwikkeling, die nieuwsgierig maakt naar de muziek.
•
Jan Ten Bokum: Jan Brandts Buys 1868-1933 Componist. Een Nederlander in Oostenrijk (Walburg Pers, Zutphen, 2003)
Ik raakte onder de betovering van Jan Brandts Buys componeren dankzij genoemde unieke privé-opname van “Gott sei gedankt … Madonna sag” uit Micarême. Zijn beroemdste werk daarentegen, Die Schneider von Schönau maakte niet direct iets bij mij los in de radio-opname uit 1991. Pas toen ik de vroegere, Nederlandse bewerking uit 1952 met Aukje Karsemeyer-De Jong hoorde raakte ik betoverd door de poëtische sfeer van Veronika’s maanlied en de zilverige instrumentatie zoals die uit het dirigaat van Paul van Kempen naar voren kwam. Toen wist ik nog niet dat deze dirigent aan opvoeringen met Brandts Buys te Poznán 1917 had meegewerkt en dus vertrouwd was met de stijl. Dat leerde ik pas uit Jan ten Bokums in 2003 verschenen Jan Brandts Buys biografie. Na het lezen daarvan besefte ik ook dat het weinig zin had nog heel veel aanvullend onderzoek te doen, omdat Ten Bokum dit werkelijk uitputtend heeft gedaan. Waar zelfs bij eclatante operacomponisten als Julius Röntgen in geschriften de opera’s vaak slechts als voetnoot in het voorbijgaan worden behandeld, gaat Ten Bokum bovendien diep op alle wel en niet opgevoerde opera’s van Brandts Buys in. Bovenstaande tekst is daarom niet een tekst met bronnen, maar een tekst ‘naar’ Ten Bokums’ Brandts Buys biografie, die ik een ieder die meer over deze componist wil weten hier van harte aanbeveel. Het is dit boekwerk dat mij inmiddels ook razend nieuwsgierig maakte naar die andere 8 opera’s van Brandts Buys. Daarom heb ik nu het plan heb opgevat bij volgende 401NederlandseOperas concerten ook muziek uit andere Brandts Buys opera’s te zullen uitvoeren, waaronder zich diverse wereldpremières zullen bevinden.
Gerard Verhey en G. Schlimme van Brunswijk: Jan Brandts Buys, een Zutphens laat-romanticus in het internationale muziekleven (1980, Van Someren & Ten Bosch, Zutphen)
Voor Jan ten Bokums volwaardige biografie verscheen, publiceerden Gerard Verhey en G. Schlimme van Brunswijk een beknopte biografie, kennelijk in opdracht van of in ieder geval in samenwerking met de Jan Brandts Buys Stichting. Het compacte boekje met nietjeskaft telt slechts 32 pagina’s, maar biedt in zijn compactheid een heldereinleiding. Daarnaast geeft het ook een handol uniek fotomateriaal uit het familiearchief. Er staan foto’s in van Brandts Buys’ voorvaren, van Jan als kind op schoot bij moeders, concertprogramma’s in fascimile, foto’s van zijn vrouw Alma, enzovoorts. Antiquarisch duikt het her en der nog regelmatig op.
Download 401Concerts 1, 3 & 4 met Micarême en De Kleermakers van Marken
De opname van 401Concerts 3 bevat Veronika's 'En sluipt de liefde om het huis' uit Brandts Buys’ De kleermakers van Marken (Die Schneider von Schönau) vertolkt door met Jolien De Gendt, Denzil Delaere, Pieter Dhoore en Ann Vancoillie. Naast de fragmenten uit Jan Brandts Buys’ De kleermakers van Marken (Die Schneider von Schönau) ook aria’s en duetten uit Jan van Gilse's Helga von Stavern, Daniël de Lange's Lioba, Cornelis Doppers De blinde van Casteel Cuillé, Gerard von Brucken Focks Jozal, Julius Röntgens Agnete en De lachende Cavalier en Richard Hagemans Caponsacchi.
Op 401Concerts 4 vertolken Barbara Schilstra (s), Wolter Willemsen (p) en Anna Hiemstra (v) Veronika's 'En sluipt de liefde om het huis' uit Brandts Buys’ De kleermakers van Marken (Die Schneider von Schönau).
401Concerts 1 bracht een grote selectie uit Jan Brandts Buys’ Micarême met Jolien De Gendt (s), Denzil Delaere (t) en Pieter Dhoore (p). In dit concert ook aria’s en duetten uit opera's van Andries ten Cate, Johannes Bernardus van Bree, Carl Eckert, Baron Knigge (B. Polak-Daniëls), Jan Rijken, Emile von Brucken-Fock, Gustaaf Francies de Pauw, Ignace Lilien, Harry Mayer en de Vlaming Karel Miry.
In September/Oktober 2017 vonden opnames plaats van de complete Micarême met René Rakier (piano), Julia Bronkhorst (Junge Frau), Hendrik Vonk (Der Narr), Hans de Vries (Alte Herr) en het 401NederlandseOperas koor onder directie van Frits Muusse (op compact disc in de eerste helft van 2018, in aanloop naar het Jan Brandts Buys Festival).
•
Bronnen: Jan Brandts Buys: Die Schneider von Schönau (1917 partituur); Jan Brandts Buys/ Bruno Hardt-Warden en Ignaz Michael Welleminsky/Nardus Henri Wolf: De kleermakers van Marken (1917, programmaboek); Micarême (1919, partituur klavier & zang); Sem Dresden: Het muziekleven in Nederland sinds 1880 I. De componisten (1923, Elsevier, Amsterdam); Keller en Kruseman: Geïllustreerde Muzieklexicon (1932/1949); S.A.M. Bottenheim: De Opera in Nederland (1932, Van Kampen & Zoon, Amsterdam); Keller en Kruseman: Geïllustreerde Muzieklexicon (1932/1949); Algemene Muziek Encyclopedie (1957/1980, Unieboek, Bussum); Marius Monnikendam: Nederlandse Componisten van Heden en Verleden (1968, Strengholt, Amsterdam); Gerard Verhey en G. Schlimme van Brunswijk: Jan Brandts Buys, een Zutphens laat-romanticus in het internationale muziekleven (1980, Van Someren & Ten Bosch, Zutphen); Eduard Reeser: Een Eeuw Nederlandse muziek 1815-1915 (1986, Querido, Amsterdam); Jan Brandts Buys: Die Schneider von Schönau (1991, opname Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. David Parry); Jan ten Bokum: Het Honderd Componistenboek (1997 Gottmer, Haarlem); The New Grove Dictionary of Music and Musicians (2001); Mark Duynstee: Jan Brandts Buys – ‘Die Schneider von Schönau’ (2011, Operanederland.nl); Archieven Nederlands Muziek Instituut, Muziekcentrum van de Omroepen, 401DutchOperas / 401DutchDivas
< Andries ten Cate (1773-1858) | Gustaaf Francies de Pauw (1867-1943) > |
---|