Willem Landré: De roos van Dekama (1896)
‘Het mag inderdaad eene bijzondere gebeurtenis heeten dat een eerste werk met zoveel sympathie wordt ontvangen. […] Het werk van de heer Landré heeft heerlijke indrukken achtergelaten, indrukken van kracht en […] van innige bekoring. Geen enkele bladzijde der partitie daalt ook maar in een enkel opzicht af tot het platte of triviale. Steeds spreekt uit de behandeling […] de nobelste kunstzin, de deugdlijk ontwikkelde kunstsmaak. Wij wijzen slechts op de keurige wijze, waarop de dansmuziek is aangewend en in het tweede tafereel (2e bedrijf) de handeling illustreert. Het terugkeeren van het wals-thema, het geheele bedrijf door, mag beschouwd worden als eene versiering even oorspronkelijk van vinding, als betooverend in hare werking. Het duet tussen Reynout en Oda staat daarmede op hoogen trap en tintelt van frische bekoring.
401Concerts 3 (Video)
Download: € 7.99 |
401Concerts 3 (Audio)
Download: € 7.99 |
Geen wonder dat een stormachtig applaus oprees na de voortreffelijke uitvoering ervan en eene herhaling moest volgen. Dat het den componist niet ontbrak aan edele aspiraties, waar hij zijn vleugels mocht uitslaan tot hoogere vlucht, mag o.a. blijken uit het lied van Reynout, ‘O stormig hart’, een der glanspunten van het werk.’ (‘De Roos van Dekama’ anoniem krantenknipsel, 1897)
‘Tot vijf, zes malen toe werden componist en dichter van v. Lennep’s roman op het podium geroepen, waar ze telkens met bloemen en kransen werden gehuldigd en tenslotte met een bloemenregen door de dames van het koor werden overgoten. Bernard Zweers was aanwezig. Celà prouve! […] Met enkele coupures lijkt het werk mij zéér geschikt voor ’t toneel. De Ned. Opera haaste zich dus het op te voeren.’ (Johan Schmier, De Roos van Dekama, Amsterdam, 25 maart 1897).
uitvoeringsgeschiedenis
22 maart 1897, (maandag), Willem Landré: De roos van Dekama, Haarlem, Tuinzaal (concertante wereldpremière met piano)
22 April 1897,Willem Landré: De roos van Dekama, Den Haag, De Dierentuin (concertant, zelfde bezetting als Haarlem)
11 November 1898, Willem Landré: De roos van Dekama ‘Voorspel, Mars, Acte II (compleet); ‘Legende voor viool’, ‘Erklärung’ voor bariton. Haarlem.
1899, De manuscript partituur meldt nog een ongespecificeerde opvoering in Haarlem 1899.
30 april 1901, Willem Landré: De roos van Dekama, Concertzaal der Sociëteit ‘Vereeniging’, Haarlem
•
29 mei 2016 401Concerts Nr. 3, Kröller-Müller Museum, Otterlo
De roos van Dekama ‘De zwaluw komt’ (Act I, Madzy’s aria)
Jolien De Gendt (Madzy), Pieter Dhoore (piano)
Download via: 401Concerts 3 download
Tickets 401Concerts 3 te koop via ticketlink.
Korte inhoud
Tekst: René Seghers
Partners: Nederlands Muziek Instituut, Kröller-Müller Museum
Eerste bedrijf. Op de markt van Haarlem vertoont de goochelaar Barnaba zijn kunsten. De Friese gezanten Seerp van Adeelen, De Heer van Aylva en Madzy Dekama komen voorbij en geven hem wat geld. Barnaba weigert dit, zeggende echt geld te preferenen, boven Friese munt. Het leidt tot een opstootje rond de heetgebakerde Seerp van Adeelen, laatste afstammeling van de Friese koningen, die de goochelaar te lijf wil. Ridder Deodaat van Verona uit het gevolg van de graaf probeert de boel te sussen en wordt daarbij verliefd op Madzy. In een entr’act horen we Madzy onzichtbaar vanuit het klooster haar lentelied zingen, ‘De zwaluw komt’ (een fragment hieruit treft u in bijgaande videotrailer van 401Concerts 3 aan):
De Zwaluw komt van’t Noorderstrand naar d’overkant naar’t Zuiderland
Wat ongewachte bloemenbeemd,
Brengt haar zoo zoete morgengroet,
Hoe trilt hoe beeft,
Zoo nieuw zoo vreemd,
Een antwoord in haar eigen ziel, die roepstem tegemoet
En stem en antwoord klinken bei, als wondervolle kozerij gemengd met teederheid en gloed,
Zoo rein zoo schoon zoo goed.
En’t hart dat klopt van lust en jeugd klopt
Luider nog in dubb’len gloed en ongekende vreugd
en ongekende vreugd
O zeg mij zwaluw
Zaait ge’t niet at vreemd en onverwacht festijn van kleuren en van zonneschijn
het vreemde strand U biedt
(’t scherm gaat op. Reynout luistert verrukt naar Madzy’s stem)
’t Is liefdes lust ’t is liefdes prijs ’t is liefdes zomer zonnegloed
die ons de poorten open doet van’t eeuwig paradijs.
Ridder Reynout van Verona wordt spontaan verliefd op de stem. Allen gaan dan naar het schuttersfeest, waar Barnaba audiëntie vraagt. De graaf daagt hem uit zijn kunsten te vertonen. Hij voorspelt de hoofdpersonen de toekomst. Oda van Wassenaar kan opgelucht ademen, haar minnaar bemint haar. Dan arriveren de Friese afgevaardigden. De graaf begroet hen als vazallen hetgeen Seerp alweer naar zijn zwaard doet grijpen. De graaf verwacht hun tribuut, maar Frieslands edelen hadden kennelijk gehoopt op gelijke voet met de graaf te kunnen onderhandelen. Deodaat verneemt dan van Barnaba dat zijn vader en broer leven, maar zij zijn niet meer in Verona. Barnaba vraagt dan aan Aylva of hij Bianca van Salerno nog kent? Aylva siddert. Barnaba vertelt hem dat de blanke hinde om het leven kwam, maar dat haar lam ongedeerd bleef. Als de graaf Madzy vraagt of zij niets wil weten, zegt Barnaba dat haar de toekomst reeds werd voorspeld. De graaf vraagt haar naar die profetie en Madzy antwoord dat haar voorspeld is dat ze moeilijke tijden door zal maken als ze voor Friesland het ruime sop kiest, maar dat er betere dagen aan de horizon gloren als... Seerp vult de laatste regel van de voorspelling aan: ‘Als Friesland juicht om ’s vorsten val!’ Het volk staat dreigend tegen hem op maar de graaf maant hen tot kalmte. Hij wil weten of Seerp niet nieuwsgierig is naar zijn eigen lot? Barnaba voorspelt dan oorlog tussen Friesland en Holland en in die oorlog zal de graaf vallen.
Tweede bedrijf. In gedachten aan Bianca van Salerno en zijn zoon verzonken overpeinst Aylva de situatie. Als Deodaat de Friezen uit komt nodigen voor het bal aanvaardt hij, maar de Roos van Dekama wordt niet blootgesteld aan de Haarlemse hommeltjes, zij zal op haar kamer blijven. Als Madzy en Deodaat protesteren snoert Seerp, haar verloofde, hen de mond. Hij beledigt Deodaat zozeer dat deze hem de handschoen in het gezicht slingert. Seerp ergert zich eraan dat Madzy het voor Deodaat opneemt. In een entr’acte volgt een fakkeldans. Dan zijn we in de Feestzaal te Haarlem. Oda van Wassenaer zingt een herderslied. Ze spreekt met Reynout, de ridder van haar dromen. Ze ziet wel dat hij alleen oog heeft voor de Friezin, maar ook dat Madzy haar blikken voor zijn broer Deodaat spaart. Madzy komt op, tegen de wil van Aylva en Seerp. Ze had geen rust in het klooster. Haar komst doet Seerp in woede ontsteken. Hij slngert haar toe dat ze waarschijnlijk hoopt dat hij sterft in het duel en verstoot Madzy. Deodaat kan zijn geluk niet op en alleen met Madzy volgt een groot liefdesduet. Dan komt Reynout binnen. In blinde jaloezie steekt hij zijn broer een dolk in de borst.
Derde bedrijf. De Grote kerk te Haarlem waar graaf Willem hof zal houden. Barnaba vertelt Aylva dat een der twee Veronese broers zijn zoon is. Als Barnaba hoort dat Deodaat is vermoord zegt hij dat Reynout Aylva’s zoon is. Dan komen de hovelingen en de Friese gezanten op, gevolgd door de graaf en de gravin en de bisschoppen. De graaf verwacht nu ondubbelzinnig onderwerping van de Friezen, waarop deze hem de oorlog verklaren.
Vierde bedrijf. Een hoek van een hoog burchtplein op Aylva-state bij Stavoren. Aylva, Reynout en Madzy bezingen gedrieën de zwaarheid van hun harten in het terzet, ‘Sombre tonen, sombre dagen’. Deodaat wordt als spion binnengeleid. Hij blijkt de dolkstoot te hebben overleefd en brengt geloofsbrieven van de graaf van Holland. Ondertussen vallen de tropen van de graaf de haven binnen. Reynout komt zijn broer ten hulp, hij heeft spijt van zijn laffe daad. In de consternatie rondom de binnenvallende tropen blijft Deodaat met Madzy achter bij de ingang van de toren. In het duet ‘O, – laat den blik mij zalig drinken’ geven zij zich over aan elkaar. Op de binneplaats duelleert Reynout met de graaf, die hem dodelijk verwond. Barnaba knielt bij hem neer. Reynout was niet de zoon van Aylva, maar van Barnaba zelf, die hoopte hem door de persoonsverwisseling te redden van zijn straf. Seerp en de graaf doden elkaar in duel. De Friezen zegevieren, waarop de stervende Reynout Aylva vertelt dat Deodaat zijn zoon is.
Bespreking
Librettist Fiora delle Neve (Mr M. G. L. van Loghem) schiep met De roos van Dekama naar Jacob van Lennep een authentieke Hollandse grand-opéra opera rond de hoofdelementen uit Van Lenneps epos over de strijd tussen de Hollanders en de Friezen met een liefdesgeschiedenis als grondmotief. De vloeiende verzen boden de negentienjarige Willem Landré tussen 1894 en 1896 alle ruimte om de lessen van Bernard Zweers in praktijk te brengen. Vervolgens werd er een concertante wereldpremière van De roos van Dekama in Landré’s woonplaats Haarlem gerealiseerd. Deze vond plaats op 25 maart 1897 in De Tuinzaal – met pianobegeleiding. Landré’s zus Jeanne zong Madzy, zwager en bariton Gerard Zalsman was Reynout, Nederlandsche Opera bariton August van de Hoeck vertolkte Seerp van Adeelen en tenor Frans Philippeau was Deodaat van Verona. De uitvoering verraste publiek en kritiek. Iedereen begreep dat de componist nog erg jong was, de dialogen konden korter en niet ieder nummer was geslaagd, maar de laatste drie aktes werden zéér goed ontvangen. Het tweede tafereel van de tweede akte werd zelfs geroemd. Hoogtepunten uit de opera waren het lied van Madzy in het klooster, het daarop volgende ensemble, het liefdesduet van Oda en Reynout, de scène met de verwijderde dansmuziek, het slot-ensemble van het derde bedrijf en het trio uit het vierde. Van de instrumentale passages maakten de mars en de fakkeldans (uitgevoerd op twee vleugels) indruk. Nog in de pauze kwam er een uitnodiging van de Haagse Dierentuinzaal om het werk ook daar op te voeren (op 22 april 1897). Ondanks plannen daartoe werd het werk uiteindelijk niet scenisch aan de Nederlandsche Opera van Cornelis van der Linden opgevoerd. ook een opvoering aan de Parkopera in Amsterdam ging niet door. Op concerten zijn hoogtepunten uit De roos van Dekama in de daaropvolgende jaren te Haarlem incidenteel nog opgevoerd (op 8 november 1898 o.a. het voorspel, de mars en het complete tweede bedrijf met versterkt symfonieorkest). Op 30 april 1901 werd de integrale pianoversie in Haarlem nog eens hernomen in de Concertzaal van de ‘Vereeniging’. Hoewel vooral een document van zijn ontluikende talent, zitten er toch tal van frisse en soms zelfs avontuurlijke passages in die meer dan alleen historisch bestaansrecht hebben. De 401NederlandseOperas uitvoering uit 2016 van Madzy’s destijds veelgeprezen lentelied ‘De zwaluw komt’ uit de eerste akte tijdens 401Concerts 3 is daar een mooie eerste proeve van. Madzy werd hier vertolkt door sopraan Jolien De Gendt en de replieken van Deodaat aan het slot door tenor Denzil Delaere, aan de piano begeleid door Pieter Dhoore. De opname kan worden gedownload onder 401Concerts 3 met daarin verder nog opera aria’s en duetten uit werken van Cornelis Dopper, Daniël de Lange, Gerard von Brucken Fock, Julius Röntgen, Jan van Gilse, Jan Brandts Buys en Richard Hageman.
Download 401Concerts 3 met De roos van Dekama
De opname van ons derde 401NederlandseOperas concert in het Kröller-Müller Museum is downloadbaar via 401Concerts 3, met daarin naast Willem Landré's De roos van Dekama ook aria’s en duetten uit Daniël de Langes Lioba, Cornelis Doppers De blinde van Casteel Cuillé, Gerard von Brucken Focks Jozal, Julius Röntgens Agnete en De lachende Cavalier, Jan van Gilse's Helga von Stavern, Jan Brandts Buys’ De kleermakers van Marken (Die Schneider von Schönau) en Richard Hagemans Caponsacchi.
Tickets voor 401Concerts 3 in het Kröller-Müller Museum
Via de website van het Kröller-Müller zijn kaarten voor het concert op 29 mei 2016 te koop via www.krollermuller.nl/401nederlandseoperas. Het concert is onderdeel van een bijzondere presentatie. De prijs van euro 85 is inclusief alle hapjes en drankjes en meet & greet met de musici. U steunt hiermee dit project dat vanwege het unieke karakter van de eenmalige uitvoeringen, bedoeld om dit vergeten muzikale erfgoed vast te leggen op beeld en geluid, veel kostbaarder is dan concerten die eindeloos kunnen worden herhaald.
< Julius Röntgen: Agnete (1914) | Jan van Gilse: Thijl (1940) > |
---|