Ernest W. Mulder - Daphne (1935)
Als componist was Ernest W. Mulder (Amsterdam 1898-1959) een buitenbeentje. Hij was leerling van Bernard Zweers en geniet nog vooral faam als leraar van Erik Lotichius, Theo Loevendie en Bernard Haitink. Als componist schreef hij liederen, pianowerken, koorwerken, 4 symfonieën, een Requiem, een Te Deum, een Stabat Mater, toneelmuziek bij het abelspel Esmoreit en de opera Daphne! Mulders bekendste werk is zonder twijfel de 'Symphonia Sacra' (1924/1947), maar Daphne kan daar zonder meer naast worden gesteld. Dat dit historisch gezien nooit is gebeurd komt omdat Daphne nooit is uitgevoerd en ook niet is gepubliceerd. Enkele redenen voor het niet tot opvoering komen van dit machtige werk zijn wel aan te wijzen, te beginnen met het verschijnen van Richard Strauss' opera Daphne in 1937/38. Het succes van Strauss' even meeslepende als conventionele opera was natuurlijk botte pech, temeer daar Mulder een revolutionaire Daphne had geschapen. Waar mannen als Vorstman en Dopper eerder even meeslepende als hoogmoedige pogingen ondernamen Wagner naar de kroon te steken ging Mulder een stapje verder. Hij was als componist bij zijn tijd en als dramaturg schafte hij domweg alle opera-conventies tegelijk af. Hij keerde terug naar het pure – veronderstelde – ideaal van de Griekse tragedie met een grote rol voor het koor en verder vooral declamatorisch recitatief tegen de achtergrond van het orkest met af en toe een gezongen lied, zoals het lied van Rhuax in dit concert. Verderop in het opnametraject komt het intrigerende parlando duet tussen Apolloon en Daphne nog aan de orde, met Hendrik Vonk als Apolloon en Barbara Schilstra als Daphne. In muzikaal opzicht gebruikte Mulder stijlelementen die in het lied van de opppervlakkige Rhuax (hij is verliefd op het slavinnetje van zijn vader, Kore genaamd) flirten met operette, terwijl hij elders bijna abstracte muziek produceert. Er valt uiteindelijk alleen het label 'Mulder' op te plakken. Op zijn best kun je voor het declamatiegedeelte naar Pijpers Halewijn of de gezamelijke bron in Honeggers Jeanne d'Arc au Bûcher en Le roi David wijzen. Dat is nu precies het mooie aan Mulder: je kunt Daphne niet echt beschrijven, je moet het echt horen.
< MC van de Rovaart: Liebe (Liefde) 1899 | Emiel Hullebroeck: Het Meisje van Zaventem (1934) > |
---|