Chronologie
Naast het onderstaande overzicht van de geschiedenis van de Nederlandse zangkunst, zal hier binnenkort een soortgelijk artikel verschijnen over de geschiedenis van de Nederlandse opera, van de hand van Jan Jaap Kassies.
•
Een drieluik, als chronologisch overzicht van Nederlandse zangers en zangeressen
Deel Eén - De periode van de tweede helft van de 19de eeuw (1850-1900)
"Den Mimen flicht die Nachwelt keine Kränze;
Drum muss er geizen mit der Gegenwart."
Zijn deze woorden uit Wallenstein's proloog 2) in den meest uitgebreiden zin eigenlijk niet van toepassing op alle uitvoerende kunstenaars?
,,Geizen mit der Gegenwart", want van den roem der meesten blijft na hun dood vaak slechts bitter weinig over. Hoe gering toch, is het aantal dergenen, die nog in dezen tijd met enthousiasme kunnen spreken van een zangeres als Adelina Patti, Pauline Lucca, de beide Garcia's, Wilhelmine Schröder-Devrient of om op eigen bodem te blijven van Sophie Offermans-van Hoven of Wilhelmine Gips. Waarlijk, Schiller's woorden ,,drum muss er geizen mit der Gegenwart" kunnen niet raker worden geformuleerd. Zo schreef in Juli 1941, George S. De Bossan (een pseudoniem voor S.A.M.Bottenheim) in zijn voorwoord, tot het boekje ,, Nederlandsche Zangeressen".
1) Vrij vertaald: Voor de kunstenaar wordt in de toekomst geen krans meer gevlochten, daarom moet hij er nu, in het heden, juist zuinig op zijn.
2) Wallenstein, Friedrich von Schiller
Rosa de Vries-van Os 1828-1889 |
Sophie Offermans-van Hoven 1829-1906 |
Wilhelmina Gips, geb. 29 sept. 1843 |
Al op 17-jarige leeftijd (1846) trad Sophie met het Haagsche Orkest op met de aria van Elvira uit ,,La Muette de Portici" ( van Auber) en wist hiermee de zaal tot een buitengewoon enthousisme te brengen. En over een uitvoering van Sophia Offermans-van Hove van Schumann's ,,Der Rose Pilgerfahrt", en waarbij als toeschouwers Clara Wieck en Robert Schumann aanwezig waren...... Tijdens de uitvoering zat Schumann, stil luisterende, onzichtbaar in een hoek. Na afloop, bood hij haar een fraai gebonden exemplaar van zijn opus 112 aan en schreef er eigenhandig in: ,,Die anmuthsvolle Sängerin der ,,Rose" bittet diese Blätter anzunehmen, der Gärtner. Am 8ten Dec. 1853". Dit bovenstaand, uit ,, Nederlandsche zangeressen" overgenomen stukje geeft mooi weer, wat ik in het laatste stuk van Proloog ook al vermeldde en bedoelde te zeggen, alleen mooier verwoord.
Over Rosa de Vries rept Averkamp maar met enkele woorden in zijn De Zangkunst en hare Sterren. Daarentegen schreef in 1865 een dilettant in zijn recensie ondermeer de volgende lovende regels over haar: "...Wel mogen we onze Hollandsche zangeresse onder het klein aantal groote cantatrices *) rangschikken, die in onzen tijd epoque (tijdsbeeld) maken. Met madame Sontag en Alboni in Amerika en Italië geschitterd en gevierd, zal de sympathie van haar landgenooten, wier dikwerf traag gemoed alleen door de magt van 't genie wordt wakker geschud, mevrouw van Os gewis nog welkomer zijn dan de opgewonden toejuichingen van Yankee en Italiaan..."
Op opera-gebied vonden twee belangrijke gebeurtenissen plaats. In 1883 werd onder leiding van Henri Viotta (1848-1933) de Wagner-Vereeniging opgericht, een tot 1919 vrij elitaire vereniging, alleen toegankelijk voor leden. Na 1919, bij het aftreden van de inmiddels 70-jarige Viotta, versoepelde het beleid. De tweede belangrijke gebeurtenis betrof de oprichting in 1886 van het Hollandsch Opera Gezelschap (in 1890 hernoemd als Nederlandsche Opera) door Johannes G. de Groot (1837-1903). De eerste voorstelling, Faust van Gounod in een Nederlandse vertaling was een grandioos succes, 48 voorstellingen in een altijd uitverkochte Parkschouwburg.
*) soliste klassieke vocale muziek
Deel Twee - De eerste helft van de 20ste eeuw(1900-1950)
Dit is de periode, waarin als grote voorbeelden vooral de concert- en liedzangeressen Julia Culp (mezzosopraan), Aaltje Noordewier-Reddingius (sopraan) , haar kunstzuster Pauline de Haan-Manifarges (alt) en een der meest geliefde zangeressen: Jo Vincent. G.S. de Bossan sprak over....,, de groote aera is ingeluid, waarin het aantal van onze concertzangeressen is uitgegroeid tot een ware heirschare".
Bij de heren moeten de baritons Anton Sistermans, Johan Messchaert en Thom Denijs genoemd worden.
Op het operatoneel schitterden namen als de sopranen Cateau Engelen-Sewing, Elisabeth Ohms en de alt Maartje Offers. Bij de heren de baritons Anton van Rooy, Jos Orelio, Henri Albers en Cornelis Bronsgeest. Maar bovenal de heldentenor Jacques Urlus die jarenlang furore maakte aan de MET (Metropolitan Opera New York) en daar een kleedkamer met Caruso deelde. Als Urlus een zijner Wagner creaties zong, stond Caruso vaak in de coulissen te luisteren.
Anton van Rooy (1870-1932) |
Maartje Offers (1891-1944) |
Jacques Urlus (1867-1935) |
Deel Drie - De tweede helft van de 20ste eeuw - (1950-2000)
oprichting van de "Stichting De Nederlandse Opera"
Na de Tweede wereldoorlog, in 1946, ontstond de "Stichting De Nederlandse Opera". Er ontstond een periode van relatieve stabiliteit op het opera-front. Na bijna 20 jaar ging de stichting failliet en werd in 1965 opgevolgd door de huidige "De Nederlandse Opera Stichting". Met deze overgang eindigde de vorm van het operagezelschap als 'ensemble-opera' *), en ging over in de vorm van een 'stagione-/seizoen-opera', de zangers en zangeressen waren nu niet meer in vaste dienst. Hoewel in Nederland diverse opera gezelschappen actief zijn en waren: Stichting Operagezelschap Forum - in '94 overgegaan in de Nationale Reisopera - gedurende enkele jaren "De Zuid-Nederlandse Opera", en sinds 1990 'Opera Zuid', blijft een feit dat ons land veel meer een oratoriumcultuur kent, waarvan het beste voorbeeld wel de "Passie-koorts" rond Pasen is; daar hebben de calvinistische dominees uit de 17de en 18de eeuw, die het fenomeen opera fel bestreden, wel voor gezorgd.
*) Deze vorm was de laatste 100 jaar gebruikelijk. Het aantal van die gezelschappen was groot, heel groot. Alleen al het aantal gezelschappen met voorvoegsels als Nederlandsch, Hollandsch of Nationale bedroeg al meer dan 35. De levensduur van die gezelschappen was uiteraard omgekeerd evenredig kort.
"Stichting De Nederlandse Opera" met een voorstelling van Aïda, Amsterdam Stadsschouwburg, 1960
vlnr. Gré Brouwenstijn, Theo Baylé, Hans Kaart, Arnold van Mill en Anny Delorie
Veel van onze beste zangers en zangeressen zijn dan ook vaker in oratoria en concerten te beluisteren, dan in opera's. Elly Ameling zong in 1973 Mozart's "Ilia in Idemeneo" en dit bleef haar enige operarol. Als concert- en liedzangeres is zij een der grootsten. Ze nam meer dan 150 LP's op - die rechtop gezet, een lengte van anderhalve meter beslaan - en CD's met dit zeer uitgebreide repertoire. Gré Brouwenstijn was wèl een echte operazangeres; zij vierde haar triomfen echter voornamelijk in het buitenland, o.a. in Covent Garden, de Scala, Teatro Colon, Bayreuth en Glyndebourne. De alt Anny Delorie vierde behalve in Nederland ook in het buitenland triomfen. Zij was in het seizoen 1956/57 verbonden aan de opera van Frankfurt voor ongeveer 65 voorstellingen per seizoen, gaf gastoptredens in Duitsland in opera's als Il trovatore, Aïda, Der Wildschütz (Lortzing), Julius Cesar (Händel) en Don Carlos. Zij trad o.a. op in de operahuizen van Praag (Jenufa en Aïda), Brussel (Orfeo), Parijs (Orfeo ed Euredice), Hamburg, München, Keulen (Aïda), Londen (Covent Garden, Aïda, als Amneris) en Berlijn. Erna Spoorenberg zong reeds als 14-jarige de "Koningin van de Nacht". Zij trad in heel Europa met veel succes op, en zong ook in Amerika en Rusland. Cora Canne Meijer is een alt/mezzo, die in veel Nederlandse producties optrad, maar ook in Glyndebourne en Salzburg. Cristina Deutekom kreeg in het buitenland de bijnaam " De Hollandse Nachtegaal". Zij trad overal ter wereld met bijzonder veel succes op. Oorspronkelijk, zong zij vooral Mozart-opera's (Koningin der Nacht) , maar later hoofdzakelijk het Italiaans-dramatische repertoire: zij schitterde in "Norma, Turandot en Lucia di Lammermoor".
Jard van Nes, aanvankelijk begonnen als alt, presenteerde zich vervolgens als mezzosopraan vanwege het uitgebreidere repertoire dat mezzosopranen tot hun beschikking hebben dan alten. In opmerkelijk korte tijd is zij vervolgens een van de meest vooraanstaande Nederlandse zangeressen geworden, die ook buiten de landsgrenzen wordt gerekend tot de belangrijkste mezzo-sopranen van haar generatie. Zij stopte haar carrière in 2001. De alt Aafje Heijnis - één van de grootste zangeressen ooit - was haar al voorgegaan, op 19 december 1983 gaf zij haar laatste concert.
Elly Ameling |
Gré Brouwenstijn |
Aafje Heynis |
Bij de zangers wil ik vooral noemen de tenor John van Kesteren, in het blad Opera and Concert werd John op een eervolle 41e plaats gezet in een lijst van de beste 100 tenoren van de vorige eeuw. De lijst werd samengesteld door muziekcritici afkomstig uit 42 landen. De 1e plaats werd bezet door Enrico Caruso. Onder de genomineerden behoorden oa. Placio Domingo (7e), Jose Carreras (28e), Jacques Urlus (30e) en Luciano Pavarotti op de 51e plaats. De bas Arnold van Mill - hij was een "Wieland Wagner-cast zanger" en vertolkte er de meeste grote baspartijen o.a. Hagen, Hunding, König Marke, König Heinrich, enz. De bas-bariton Robert Holl is een oratorium-, opera-, maar bovenal liederenzanger. Desondanks was hij sinds Gré Brouwenstijn de eerste Nederlander die in Bayreuth een hoofdrol zong. Hij heeft die rol daar inmiddels herhaald en elders ook andere Wagner-partijen gezongen, waaronder Amfortas (Parsifal) in Zurich. Hoewel hij dat graag doet, zegt hij dat er toch niets boven een avond met Schubert-liederen gaat. Een oude band-opname van Schubert's 'Die schöne Müllerin' heb ik onlangs nog herbeluisterd. Met 'Der Dieter's' opname van diezelfde cyclus een van mijn favorite opnames er van.
Meer over de aanleiding tot deze website kunt u lezen in de Proloog.
JL
< Hein Meens | Cd/ dvd producties > |
---|