August De Boeck: De Rijndwergen (1906)

  • DeBoeckSLRijndwergenAf
  • DeBoeckSLRijndwergenPolDeMont
  • DeBoeckSLRijndwergenCDEtcetera
  • Charicature of De Boeck and his Rhine Dwarfs by Georges Jamotte
  • Pol De Mont, the librettist of August De Boeck's opera 'De Rijndwergen'
  • CD Etcetera 'Flemish Connection VII' holds the mesmerizing suite 'De Kleine Rijnkoning' from De Boeck's opera 'Rhine Dwarfs'

Libretto: Pol de Mont
Wereldpremière: 6 oktober 1906
Bezetting: Dirigent Edward Keurvels; regie Henry Engelen

De triomf van Winternachtsdroom sterkte De Boecks geloof in eigen kunnen. In De Rijndwergen waagde hij zich daarom voor het eerst aan een grote, avondvullende opera. Hij koos mogelijk voor Pol De Mont als librettist vanwege het succes dat deze in 1903 met de tekst voor Paul Gilsons Prinses Zonneschijn had geboekt. Dat Wagneriaanse natuursprookjeslibretto had zeker grote verdienste, maar De Monts pseudosprookje Rijndwergen bleek achteraf gezien een mislukt uitspinsel van een jeugdcantate uit 1882. Ondanks de veelbelovende titel was het tekstboek even hopeloos achterhaald als het oubollige motto, ‘De Liefde dooft de Wrake’.

Synopsis

DeBoeckCDRIjndwergen
August De Boeck: Suite 'De kleine Rijnkoning' Part 1. Intro & Funeral March'
Ning Kam (viool), Flemish Radio orchestra, conductor Marc Soustrot (CD Etcetera KTC 4024)

De handeling speelt zich af in het Rijnland van de twaalfde eeuw. Graaf Sibo wil zijn dochter Blanke uithuwelijken aan ridder Dankwaart, maar het meisje is verliefd op minnezanger Hunold. Op een nacht breekt een storm los. Deze verrast dwergenkoning Tiffelken-Taffelken en zijn gevolg. Op zoek naar een schuilplaats kloppen zij bij graaf Sibo aan. Ondanks het smeken van de dwergen en zijn dochter Blanke, wijst Sibo hen bruut de deur en stuurt zijn bloedhonden op de dwergen af. Deze verscheuren onder meer de zwangere vrouw van de vreedzame dwergenkoning, samen met haar ongeboren kind. Tiffelken-Taffelken wreekt zich door Blanke te ontvoeren. Deze zingt een klaaglied over haar geliefde Hunold. Dit ontroert de dwergenkoning zozeer, dat hij haar de vrijheid biedt, mits Hunold zich in haar plaats laat doden. Hunold aanvaardt dat, maar Blanke smeekt zozeer dan liever zelf te sterven dat de dwergenkoning hen beiden het leven schenkt. Als bruid voert Hunold zijn geliefde Blanke terug naar huis.

Evaluatie

Het anachronistische plot lijkt als sprookje te bloederig voor kinderen (er is een fundamenteel verschil tussen de wolf in Roodkapje en bloedhonden die op realistische wijze een foetus uit een baarmoeder scheuren) en voor volwassenen te simplistisch in zijn optocht richting het voorspelbare happy end; ook bij de beste muziek ter wereld zou deze plot succes in de weg hebben gestaan. In dit geval lijkt het libretto de componist vervolgens te hebben verleid tot buitensporige compensatiedrift. Zelfs zijn vermaarde voorvechter, de schilder August Monet, die al De Boecks premières in zijn kronieken uit 1939 beschrijft, erkent dat Rijndwergen een diepe deuk in zijn verwachtingen sloeg. Hij vatte de botsing tussen De Monts tekst en De Boecks muziek krachtig samen als een jongelingszonde van de librettist die door De Boeck onder symfonisch geweld ‘letterlijk tot gruis werd gemalen’.

De zwakke plekken in het libretto mogen evident zijn, de kritiek op De Boecks muziek maakt vandaag de dag vooral nieuwsgierig naar die ‘gewelddadige’ compositie. Gelukkig bracht Etcetera een bijna twintig minuten durende orkestsuite uit de opera op CD uit onder de titel De Kleine Rijnkoning-suite, waarvan het eerste deel hierboven in MP3 is opgenomen.Bij alle kritiek op het libretto moet worden gezegd dat De Mont met tussenspelen en op exterieur effect gerichte scènes bewust ruim baan aan De Boecks symfonische talent bood. De suite omvat de orkestinleiding, de treurmars voor de dwergenkoningin, het intermezzo en de epiloog. Als we deze orkestrale compilatie mogen geloven, valt het met het orkestrale geweld achteraf wellicht behoorlijk mee. De reeds eerder aangehaalde laatromantische orkestmuziek van Richard Strauss smelt hier samen met Humperdinck en De Boeckss eigen, poëtische klankwereld, een fluïdum van coloriet en natuurtekening.

Het libretto ten spijt zou Rijndwergen achteraf weleens De Boecks beste muziek tot dan toe kunnen herbergen. In zijn voortgaande zoektocht naar een allesomvattende eigen stijl kan het niet anders of hij schiep hier ook in vocaal opzicht tenminste enkele fragmenten van blijvende waarde. Blanke’s treurlied in de eerste akte en haar latere smeekbede voor de dwergenkoning zullen voortbouwen op de partij van Prinses Zonnestraal in Winternachtsdroom. In minnezanger Hunold lijkt De Boeck een paar fraaie bladzijden aan de Vlaamse tenorliteratuur te hebben toegevoegd. Als ik vandaag de dag mocht kiezen welk werk van De Boeck ik als eerste zou willen hernemen