Jan van Gilse: Helga von Stavern (1911)
Libretto: Jan van Gilse
Wereldpremière symfonische fragmenten: 28 november 1915
Concertgebouw, Amsterdam, Jan van Gilse concert
Jan van Gilse: Helga von Stavern ‘Verwandlungsscene en slot’* (Samen met Jan van Gilse: ‘Vorspiel zu Eine Lebensmesse’; ‘Drie gezangen voor Rabindranoth Tagore’s ‘Gitanjali’’ (voor sopraan en orkest)*; ‘Vierde Symfonie’. *
Alida Loman, sopraan (Helga), Thom Denijs, bariton (Haron), Concertgebouworkest o.l.v Jan van Gilse.
•
29 mei 2016-04-16
Kröller-Müller Museum, Otterlo
‘Ist es denn wahr?’ (Akt III, scène 3, Helga’s monoloog* en Verwandlungsmusik)
Jolien De Gendt, sopraan (Helga), Ann Vancoillie (viool), Pieter Dhoore (piano).
* Wereldpremière
Download via: 401Concerts 3 download
Tickets 401Concerts 3 te koop via ticketlink.
Korte inhoud
Tekst: René Seghers
Partners: Nederlands Muziek Instituut, Kröller-Müller Museum
Helga, einen reiche Kaufmannswitwe
Haron, eine Seefahrer in Dienste Helgas
Eelco, ein junger Knecht
Hinke, dessen Weib
Der Stadtvogt
Focco, ein alter Diener
Iglo, Helga’s Schreiber
Der Kurier des Grafen von Holland
Der Küstenwacher
Ein verwundeter Matrose
Ein alter Fischer
Ein junges Weib
Onno, ein Strandräuber
Ein Bootsmann
Hero, streitbarer Knecht Helgas
Lars, streitbarer Knecht Helgas
Ein Koch, zwei Landsknechte, Diener und streitbare Knechte der Frau Helga, Gäste, Helgas Männer, Frauen und Kinder aus dem Volk
Eerste bedrijf. Stavoren, een handelsstadje aan de Friese kust, eerste helft 14e eeuw. Helga’s bedienden beklagen zich bij de stadsvoogd over het harde regime van hun meesteres. Helga wijst de stadsvoogd fijntjes op haar invloed bij de Graaf. Een woord van haar en het is met de stadsvoogd gedaan. Deze herinnert haar eraan dat Graaf Floris de stedelingen de vrijheid heeft gegeven. Helga barst daarop in een woedende monoloog uit, ‘Haha, die Freiheit!’ Zij ziet zichzelf omwille van haar rijkdom als de feitelijke koningin van Stavoren. Als Hinke binnenkomt en om genade voor haar man Eelco smeekt zegt Helga dat hij keihard zal worden gestraft voor zijn weigering zich als lastdier voor haar karren te laten spannen. Dan komt er tijding van het binnenvaren van haar handelsschepen onder kapitein Haron. Deze komt rijk beladen terug en probeert op zijn beurt tevergeefs haar milder te stemmen jegens het volk. Desalniettemin verklaart hij haar zijn liefde. Helga zegt hem cynisch dat ze met hem trouwt als hij haar het kostbaarste ter wereld brengt. Haron snelt enthousiast weg, waarna Helga het publiek vertelt dat het kostbaarste ter wereld haar vrijheid is.
Tweede bedrijf. Harons schip komt terug met het kostbaarste op aarde. Het volk hoopt op een huwelijk omdat Haron Helga misschien in toom zal kunnen houden. Helga verschijnt en Haron laat talloze uitpuilende zakken voor Helga neerleggen. Hij snijdt er een open. Goudglanzende korenaren stromen uit voor haar voeten. Helga heeft immers alles al maar met dit kostbare koren, met gevaar voor eigen leven bemachtigd in het Moskovitenland, zal zee een groots heerseres zijn. Helga ontsteekt in woede en gebiedt de hele lading in de haven te kieperen, tot ontsteltenis van het hongerende volk, dat haar smeekt de zakken onder de Stavorenaren te verdelen. Eelco treedt naar voren. Hij voorspelt dat ze arm en ellendig aan haar lot zal komen. Helga slingert haar kostbaarste ring de zee in en zegt dat zoals zij die ring nooit meer zal zien, ze ook nooit zal weten wat armoe en ellende is. Het volk is onthutst.
Derde bedrijf.
Bespreking
Een hedendaagse Nederlandse componist zou niet snel op de ambitieuze gedachte komen om jaren werk in het componeren van een opera te stoppen zonder subsidiërende instelling als opdrachtgever. Jan van Gilse behoorde echter nog tot de uitlopers van de romantische school waarin dergelijke roekeloosheid bijna als vanzelfsprekend van een componist werd verwacht. Van Gilse had tussen 1910 en 1912 bovendien de wind mee. Talent bracht hem tijdens zijn studiejaren het respect van onder meer Franz Wüllner in Keulen en daarna van Engelbert Humperdinck in Berlijn. Zijn werken werden al tijdens zijn studiejaren opgevoerd in Het Concertgebouw. Zijn derde symfonie ‘Erhebung’ mocht hij daar in 1909 zelf dirigeren waarna hij prompt werd onderscheiden met een stipendium voor een tweejarig verblijf in Rome. Daar schreef Van Gilse het libretto voor Helga von Stavern, naar de oudhollandse legende van het vrouwtje van Stavoren. Hij componeerde er ook de eerste scènes alvorens in mei 1911 naar München te vertrekken. Daar werkte hij gestaag aan zijn opera verder, ook al had dirigent Egon Pollak hem naast complimenten voor de compositie ook zijn bedenkingen bij het libretto overgebracht. Toch liet Pollak zich gaandeweg zo meeslepen door de muziek dat hij in december de taak op zich nam, het klavieruitreksel te vervaardigen.
Op 18 augustus 1912 voltooide Van Gilse de partituur in de verwachting via Pollaks connecties een opvoering aan de opera van Frankfurt te realiseren, maar de chef van dat huis wees die gedachte met een blik op het tekstboek van de hand. Uitgevers haakten na lezing eveneens af. Net als Gerard von Brucken Fock in zijn gelijktijdig ontstane opera Jozal, deed Van Gilse met Helga von Stavern een ultieme poging om een intellectueel-moralistische opera te scheppen. Von Brucken Fock werk was moreel-religieus-Marxistisch, dat van Van Gilse politiek-economisch-Marxistisch. Dat twee zulke bewust anti-theatrale, intellectueel-stichtelijke libretti tegelijkertijd in Nederland ontstonden kan nauwelijks toeval zijn, sterker nog: zoiets was (en is) waarschijnlijk even exclusief voorbehouden aan Nederland als de Peking opera aan China. De partituur van Helga von Stavern eindigde in Van Gilse’s bureaulade waar ze alleen op 28 november 1915 kortstondig uitkwam voor een concertante uitvoering in Het Concertgebouw van de Verwandlungs- en slotscène uit de derde akte, als onderdeel van een concert met andere stukken van de componist, gedirigeerd door hemzelf. Het was precies dat concert waarover Matthijs Vermeulen de beruchte vernietigende kritiek schreef die de reputatie van Van Gilse als componist zou vernietigen. Dat negatieve oordeel veranderde pas met de verlate wereldpremière van Thijl in 1976, 35 jaar na Van Gilse’s tragische dood. Thijl bleek toen de Nederlandse opera sine qua non te zijn, het absolute meesterwerk van de Nederlandse operaliteratuur. Dat wekt als vanzelf nieuwsgierigheid naar de vergeten Helga von Stavern. Van Gilse stopte destijds zijn ziel en zaligheid in de tijdrovende klus. De harteloze titelpartij van Helga loopt in haar samenspraken en gewetenloze, egocentrische monologen conceptueel vooruit op Turandot. De ‘Verwandlungsmuziek’ behoort verder tot het beste wat Van Gilse in zijn romantische periode schreef.
Ik pleit hier niet voor een opvoering bij de Nationale Opera want een scenische opvoering van Helga von Stavern is zelfs met subsidie onvoorstelbaar. Gelet op de programmering van het Holland Festival in de laatste twintig jaar kan er anderzijds aan een concertante uitvoering van Helga von Stavern onmogelijk meer geld verkwist worden dan er in recente jaren aan Timboektoetheater en exotische lokatiebezoekjes is opgesoupeerd. Musicoloog John Smit heeft al het nodige voorwerk verricht en maakte de ‘Verwandlungsscène’ speelklaar. Wij zouden dit onder toekenning van middelen ook met de complete opera kunnen doen, die dan zeker een plaats in de top-50 van meest bijzondere Nederlandse opera’s zal innemen.
Als voorproefje gaf 401NederlandseOperas op 29 mei 2016 tijdens 401Concerts 3 in het Kröller-Müller Museum te Otterlo de wereldpremière van Helga’s monoloog uit de derde akte, ‘Ist es denn wahr?’, met aansluitend de ‘Verwandlungsmusik’ (in een reductie voor piano en viool). Sopraan Jolien De Gendt was Helga, Pieter Dhoore begeleidde aan de piano en Ann Vancoillie was de vioolsoliste.
Download 401Concerts 3 met Helga von Stavern
De opname van ons derde 401NederlandseOperas concert in het Kröller-Müller Museum is downloadbaar via 401Concerts 3, met daarin naast de fragmenten uit Jan van Gilse's Helga von Stavern ook aria’s en duetten uit Daniël de Lange's Lioba, Cornelis Doppers De blinde van Casteel Cuillé, Gerard von Brucken Focks Jozal, Julius Röntgens Agnete en De lachende Cavalier, Jan Brandts Buys’ De kleermakers van Marken (Die Schneider von Schönau) en Richard Hagemans Caponsacchi.
< Jan van Gilse: Thijl (1940) | Daniël de Lange: Lioba (1906) > |
---|