August De Boeck (1865-1937)
“Humor, aangrijpende lyriek en magistrale orkestratiekunst in het oeuvre van August De Boeck brachten de Vlaamse muziek op Europees niveau. August De Boeck was in de eerste helft van de 20e eeuw een van de toonaangevende musici van ons land. Maar ook nu nog blijft hij een componist van betekenis.” (Tekst programma presentatie ‘August De Boeck (1865-1937) componist’, 2011, Merchtem.)
August De Boeck is van alle Vlaamse componisten het meest present in het hedendaagse Vlaamse klassieke muzieklandschap. Zijn muziek (vooral kamermuziek, liederen en orkeststukken) is voorhanden op meer dan vijftig cd’s, waarvan er zo’n tien geheel aan zijn scheppingen gewijd zijn. Er zijn in de bijna tachtig jaar sinds zijn verscheiden diverse boeken en tal van publicaties en artikelen over hem verschenen. De meest recente uit 2011 is meteen de meest indrukwekkende kroniek ooit gepubliceerd van om het even welke Belgische componist. Het is een sterk samengesteld koffietafelboek van 464 pagina’s met tal van unieke foto’s en als toetje een CD met radio-opnamen. De CD besluit met het liedje dat de geest van het Vlaanderen van weleer en de nostalgie van haar oudere bewoners wellicht het best in klanken ving, ‘Het kerksken van ter lande’ (prachtig vertolkt door de alt Ria Bollen).
August De Boeck: 'Het kerksken van ter lande' Ria Bollen (alto), 1983 (CD Phaedra 'Hommage Ria Bollen') |
Toch herdenkt 401NederlandseOperas De Boeck natuurlijk vooral als componist van een vijftal opera’s, waarvan met name Winternachtsdroom (1902) en La Route d'Émeraude (1921) grote weerklank vonden. Uit de laatste opera biedt ons downloadprogramma de grote aria van Francesca, vertolkt door sopraan Pauline Lebbe tijdens een Vlaams Opera Concert samen met bariton Joris Grouwels. De uitgave daarvan, een coproduktie met de zangers, is de tweede in onze reeks concerten met Nederlands/Vlaamse operafragmenten.
Tekst: René Seghers
Bronnen: 'August De Boeck (1865-1937) componist’, 2011, Merchtem; tekstboeken van diverse August de Boeck CD-uitgaven, waaronder Phaedra ‘In Flanders’ Fields’ 40, 71, 75, alsmede Etcetera KTC 4024; diverse privé-opnamen met fragmenten van De Boecks opera’s uit het 401NederlandseOperas archief.)
401Concerts Nr. 2 (Audio)
Download: € 7.99 |
401Concerts Nr. 2 (Video)
Download: € 7.99 |
August de Boeck (Merchtem, België, 9 mei 1865 – Merchtem, 9 Oktober 1937) zou voor altijd verbonden blijven met zijn geboorteplaats; na zijn pensionering keerde hij er ook naar terug. Zijn vader, Florimond, was er koster-organist en componist van gelegenheidsstukjes. Augusts muzikale talent viel al snel op en vanaf 1880 studeerde hij, 15 jaar jong, aan het Koninklijk Muziekconservatorium van Brussel. Hij had daar veel voor over, want Merchtem kende geen treinstation en om in Brussel te komen moest De Boeck enkele malen per week een wandeltocht van liefst drie uur maken. Naast notenleer, harmonie, contrapunt en fuga, maakte hij furore in de orgelklas van Alphonse Mailly, die in 1886 De Boeck als zijn opvolger aanwees. Dat ging echter niet door, nadat Edgard Tinel zijn protégé Alfons Desmet inbracht, hetgeen tot een levenslange slechte verstandhouding tussen De Boeck en Tinel leidde. De Boeck ging terug naar Merchtem, waar hij van 1892 tot 1895 zijn vader opvolgde. Vanaf 1894 was hij organist-titularis van de Sint-Bonifaciuskerk te Elsene, vanaf 1900 tevens van de Karmelietenkerk te Brussel. Zijn feitelijke loopbaan stond blijvend in het teken van het muziekonderwijs, waarbij het componeren pas gaandeweg een belangrijke plaats ging innemen. Volgens componist Paul Gilson was een ontmoeting met hem in 1889 bepalend voor De Boecks interesse in het uitdiepen van zijn componeren, omdat De Boeck daarna zijn privé leerling orkestratie en vormleer werd. In 1893 vestigde De Boeck tenslotte zijn naam als componist met de 'Rapsodie Dahoméenne'.
August De Boeck: 'Rapsodie Dahoméenne' N.I.R. Orchestra, conductor Franz André, 1939. |
Zijn Symfonie in sol (g) klein uit 1896 werd pas acht jaar na voltooiing uitgevoerd naar verluidt omdat in Brussel weinig belangstelling voor de eigen toondichters bestond (de SVM website verwijst hier nog naar het gegeven, dat dit gebrek aan draagvlak bij Paul Gilson, componist van o.a. de hit-opera Prinses Zonneschijn, uiteindelijk tot het stokken van zijn productie leidde). De kansen voor Vlaamse componisten lagen in die dagen duidelijk niet in het symfonisch repertoire en de muziektempels van Brussel, maar bij de Koninklijke Vlaamse Opera (KVO) van Antwerpen, waar Jan Blockx en Emiel Wambach tussen 1896 en 1901 voor een ongekend Vlaams reveil hadden gezorgd. De Boeck stapte op de rijdende trein van de KVO, waar hij tussen 1901 en 1909 met wisselend succes vier opera’s presenteerde, Théroigne de Méricourt (1901), Winternachtsdroom (1902), De Rijndwergen (1906) en Reinaert de Vos (1909).
Théroigne de Méricourt (1901)
De Boecks eerste opera Théroigne de Méricourt ging over het gelijknamige dorpsmeisje uit Méricourt. Geboren in de Ardennen was ze voorbestemd een belangrijke rol te spelen in de Franse revolutie. Vanaf de inname van de Bastille nam ze als aanvoerster van de sansculotten deel aan de revolte. Spektakel lijkt daarmee gegarandeerd, maar het libretto van Léonce du Catillon gaat mank aan een gebrekkige dramatische ontwikkeling en van noemenswaardige karaktertekening is nauwelijks sprake, al leest de korte inhoud even pakkend als die van Pagliacci of Carmen op zijn kop. De muziek schommelt tussen volkse deuntjes, Tannhäuser-achtige koren en aria’s en revolutiewijsjes, waar tussendoor De Boeck zich een stijl probeert eigen te maken. Het Phaedra label gaf in haar serie ‘In Flander’s Fields’ de ouverture tot Théroigne de Méricourt uit, waarvan hier een fragment als sample is opgenomen.
August De Boeck: 'Théroigne de Méricourt 'Ouverture' (excerpt) Janacek Philharmonic Orchestra conducted by Ivan Venkov (2011, CD Phaedra 'In Flanders' Fields' 71) |
Winternachtdroom (1902)
Voor Winternachtsdroom ging De Boeck weer met Léonce du Catillon in zee voor het tekstboek, een compact sprookjesspel in één bedrijf met een epiloog van ruim een uur lengte, dat in 1902 in première ging. Kennelijk werd Du Catillon door het succes van Théroigne de Méricourt (of de kritiek die hem daar dienaangaande ten deel viel) in Winternachtsdroom geïnspireerd tot een meer bevlogen taalgebruik. Als sprookjesopera is het bovendien een bijzonder werk omdat het in niets lijkt op de motor onder het genre in het Germaanse taalgebied, Humperdincks Hänsel und Gretel uit 1893. Het staat veel dichter bij Rimsky-Korsakovs Snegurotschka (1882). Muzikaal is De Boeck in Winternachtsdroom tot wasdom gekomen, al zal menigeen bij de heksensabbat Verdi’s Macbeth (en Falstaff) horen. Enkele eclectische mitsen en maren ten spijt schiep De Boeck met Winternachtsdroom een van de meest succesvolle opera’s uit de Vlaamse operageschiedenis, een werk dat vertaald werd in het Frans en het Duits en tot in de jaren zestig met enige regelmaat opvoeringen beleefde.
August De Boeck: Winternachtsdroom 'Heksendans en storm' Symfonie orkest BRT, conductor Robert Zollman (1973, CD August De Boeck biografie, Merchtem, 2011) |
Rijndwergen (1906)
De triomf van Winternachtsdroom sterkte De Boecks geloof in eigen kunnen. In De Rijndwergen waagde hij zich daarom voor het eerst aan een grote, avondvullende opera, nu op tekst van Pol De Mont. Diens pseudosprookje Rijndwergen bleek in retrospect een uitspinsel van een jeugdcantate uit 1882 met als motto ‘De Liefde dooft de Wrake’. Het gegeven draait om de wraak van Dwergenkoning Tiffelken-Taffelken wiens vraag om gastvrijheid voor een storm door graaf Sibo wordt beantwoord met een roedel bloedhonden. Deze verscheuren Tiffelken-Taffelkens gevolg en zijn zwangere vrouw. Het plot lijkt als sprookje te bloederig voor kinderen en voor volwassenen te simplistisch in zijn optocht richting happy end; ook bij de beste muziek ter wereld zou dit plot succes in de weg hebben gestaan. Volgens de kritiek slaagde De Boeck er echter nog in het libretto verder tot gruis te malen onder zijn gewelddadig luide muziek. De orkestsuite die door Etcetera in een prachtige opname op CD werd geperst lijkt vooralsnog een lans voor De Boecks Rijndwergen-muziek te breken. Wagner heeft hierin plaatsgemaakt voor een eigen geluid, waarin de laat-romantische orkestmuziek van Richard Strauss samensmelt met Humperdinck en De Boecks eigen, poëtische klankwereld tot een fluïdum van coloriet en natuurtekening.
August De Boeck: Suite 'De kleine Rijnkoning' Part 1. Intro & Funeral March' Ning Kam (viool), Flemish Radio orchestra, conductor Marc Soustrot (CD Etcetera KTC 4024) |
Reinaert de Vos (1909)
Reinaert de Vos kende bij de wereldpremière op 9 januari 1909 in de Antwerpse Schouwburg een triomfantelijk succes, maar na de eerste reeks voorstellingen was het met de belangstelling voor het werk gedaan. De directie (Jef Judels en Bernard Tokkie) was ontgoocheld en De Boeck nam zich verbitterd voor nooit meer voor de Vlaamse Opera te componeren. Toch ligt daar de oorzaak van het probleem niet, want Reinaert de Vos kreeg nergens een voet aan de grond. Alleen De Vlaamse Opera zelf zou het werk ooit hernemen, respectievelijk in 1941, 1953 (op de Grote Markt) en in 1973.
August De Boeck: Reinaert de Vos 'Orkestintro & koor' Chorus & Orchestra KVO, conductor Frits Celis (401DutchOperas archives) |
De Merchtemse kroniek wijst vooral librettist Verhulst aan als de schuldige voor het snelle verstommen van het aanvangsapplaus, maar bepaalde lyrische stukken (vooral de prachtige partij van Hermelijn) en wat Vlaamse volksscènes daargelaten, is juist de muziek hier zelden oorspronkelijk. De Boecks orkestratiekunst is regressief ten opzichte van De Kleine Rijnkoning-suite en blijft erg schatplichtig aan Wagners Tannhäuser Akt II en Die Meistersinger von Nürnberg. Zijn grootste verdienste is wellicht dat hij alle opzichtig herkenbare stijlelementen tot een hechte eenheid weet te smeden. De triomf bij de première zou ik daarom juist vooral willen verklaren uit het pakkende libretto van Verhulst, die zijn sporen in de Vlaamse opera had verdiend met libretti voor Emiel Wambachs Quinten Massijs (1899) en Arthur van Oosts ’t Minnebrugje (1899). Een gedetailleerde analyse met geluidsfragmenten vindt u op onze Reinaert de Vos-pagina.
De Boeck zal inderdaad nooit meer voor het Vlaamse operatoneel schrijven, maar produceert tot zijn laatste, Franstalige opera uit 1921 ook geen grote composities meer. Hij lijkt de jaren tot aan de eerste wereldoorlog vooral in beslag genomen door zijn conservatoriumloopbaan, die begint, als hij in 1909 Paul Gilson opvolgt als harmonieleraar aan het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium van Antwerpen, waar hij onder meer Renaat Veremans, August L. Baeyens en Renaat van Zundert onder zijn hoede neemt.
La Route d'Émeraude (1921)
Voor, tijdens en onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog ontstond De Boecks laatste opera, de comédie lyrique in 4 akten en 5 tableaux La Route d'Émeraude, op libretto van Max Hautier naar de gelijknamige roman van Eugène de Molder. Het eindresultaat geldt als De Boecks meesterwerk. De opera is getoonzet op zijn sterkste tekstboek sinds Reinaert de Vos en stilistisch is de componist eindelijk volledig zichzelf in dit verhaal rondom een volksjongen die kunstschilder wil worden, in de leer gaat bij Krul te Amsterdam en daar verliefd wordt op het lichtzinnige model Francesca, die de jongen gedesillusioneerd achterlaat. Voor haar nieuwe minnaar, een piraat, zingt ze de beroemd gebleven aria 'Comme une fleur', hier vertolkt door Pauline Lebbe is downloadbaar via 401 Concerts Nr. 2. In een kerk komt de gedesillusioneerde schilder tot bezinning en keert naar zijn moedertje terug, die het wiegeliedje uit zijn jeugd voor hem neuriet.
Download van fragmenten uit La Route d'Émeraude en andere Vlaamse opera's
Voor onze unieke download met Vlaamse Opera Aria's & Duetten gebruikten wij het Antwerpse Concert van 27 januari 2016 uit museum Vleeshuis, door onszelf gemaakt in coproductie met de solisten Joris Grouwels en Pauline Lebbe. Daarin zitten behalve de aria 'Comme une fleur' uit La Route d'Émeraude ook Jan Rabo's aria 'Ik keek te diep in 't glas' uit De herbergprinses en het centrale duet uit de tweede akte van De bruid der zee. Dit duet behoort zonder meer tot de allerfraaiste stukken uit de Nederlandstalige operaliteratuur. De video van dit concert omvat verder aria's en duetten uit opera's van Armand Limnander van Nieuwenhove, François-Auguste Gevaert en Emiel Wambach. Fragmenten hieruit zijn te zien in bovenstaande video trailer. Het complete concert is downloadbaar van onze Vlaamse Opera Arias & Duetten Concertpagina.
Na La Route d'Émeraude keerde De Boeck terug naar het orkest, met 'Fantasie op twee Vlaamse Volkswijzen' (1923), het 'Concerto voor Hans-klavier en orkest' (1929), 'Nocturne' (1931), 'Vioolconcerto' (1932) en het symfonisch gedicht 'In de Schuur' (1937, voltooid door Paul Gilson). Darnaast componeerde De Boeck gedurende zijn leven tal van liederen, waarvan er inmiddels tientallen op CD verkrijgbaar zijn, daaronder prachtige recitals op Phaedra met sopranen Liesbeth Devos en Nina Stemme. Hieronder van beide CD's een lied.
|
August De Boeck: Sept melodies 'Elegie' De PhNina Stemme (soprano), Jozef De Beenhouwer (piano) (2004, CD Phaedra IFF-40) |
Tussendoor volgen nog enkele belangrijke benoemingen, die hieronder worden opgesomd.
Benoemingen
1920 Overplaatsing naar het Koninklijk Muziekconservatorium van Brussel. Hij wordt dan ook lid van de Koninklijke Academie van België.
1921 Directeur van de Stedelijke Muziekacademie van Mechelen, die daarmee een Conservatorium wordt.
1926 Weigert een benoeming als directeur van het Koninklijk Muziekconservatorium in Brussel.
1930 Keert terug naaar zijn geboortedorp waar hij zich toelegt op de botanie. De Boek trouwde nooit en woonde er met zijn ongehuwde zuster.
August De Boeck overleed op 10 oktober 1937 aan een hartaanval. Hij liet ruim 350 titels na, die door René de Maeyer omstreeks 1950 in kaart werden gebracht. Daar zit veel werk tussen dat nooit werd uitgegeven en deels ook nooit is uitgevoerd. Waar wij normaal treuren om zoveel onontgonnen materiaal ligt dat hier anders. Bij de weldaad aan opnamen van De Boecks muziek zijn we hierdoor bij tijd en wijle vooral verzekerd van nieuwe vondsten en dat kan de belangstelling voor de componist alleen maar ten goede komen.
•
Recensie
August De Boeck (1865-1937) componist’ (2011, Merchtem, 464 pagina’s, honderden afbeeldingen + CD)
August De Boecks geboortestad Merchtem eerde deze illustere Vlaamse toondichter in 2011/12 met een kroniek die zijn weerga in België of Nederland niet kent. Het boek werd uitgegeven ter gelegenheid van zijn 75e sterfdag, waaromheen een jaar lang tal van concerten en activiteiten plaatsvonden. Het is een groot formaat koffietafelboek van 464 pagina’s, samengesteld aan de hand van uitputtend onderzoek maar tegelijkertijd heel toegankelijk geschreven. Via diverse invalshoeken wordt het leven en werken van De Boeck daarin uitgelicht. Het boek, waaraan liefst 11 auteurs meewerkten, opent met een chronologie van de belangrijkste gebeurtenissen in De Boecks leven. Daarmee zijn de eerste, rijk geïllustreerde 122 pagina’s gevuld. Daarna volgen thematische hoofdstukken, zoals ‘Verbondenheid met zijn geboortestreek’, ‘De Boeck als Vlaming en Belg’, ‘De Boeck en de Conservatoria van Antwerpen en Brussel’, ‘De Boeck als Directeur van het Stedelijk Conservatorium Mechelen’, enzovoorts. We zien De Boeck in zijn tuin, met zijn ouders, zijn vrienden, de pastoor, collega-bestuurders, componisten, zangers enzovoorts. Het is werkelijk ongelofelijk hoeveel liefde en studie er in deze monumentale kroniek is gestopt.
Fascinerend voor 401NederlandseOperas is natuurlijk het prachtige hoofdstuk over al zijn opera’s, waarin wederom tal van afbeeldingen zijn opgenomen. De opera’s worden samengevat, geanalyseerd en hun ontstaansgeschiedenis en ontvangst bij pers en publiek wordt beschreven. En dat is allemaal nog slechts het begin, want het boek gaat verder over zijn cantates, zijn kamermuziek, zijn liederen, zijn autografen… Ieder hoofdstuk is steeds geschreven door een specialist op het betreffende terrein. Hoewel zo’n lijst eigenlijk te lang is mogen we hier niet besluiten zonder alle elf auteurs te noemen en roemen: Walter Callaert, Frits Celis, Jozef De Beenhouwer, Jan Dewilde, Sus Herbosch, Pieter Mannaerts, Jan H. Melsen, Vic Nees, Michael Schenk, Frank Teirlinck en Kristin Van Der Buys.
Heel bijzonder is tot besluit de CD die het boek begeleidt. Deze brengt ons in 70 minuten een dwarsdoorsnede uit De Boecks werk. Er is het eerste succes, de 'Rapsodie Dahoméenne', maar er zijn ook twee fragmenten uit Winternachtsdroom, te weten de aria van Prinses Zonnestraal 'O Zonnebloem' (vertolkt door Liane Jespers) en de 'Heksendans en stormscène'. De Boecks liedkunst leeft hier in het indringende slotnummer, 'Het kerksken van ten Lande', ontroerend mooi vertolkt door Ria Bollen. Het meest bijzondere stuk op de Merchtemse boek-CD is wellicht de kindercantate Gloria Fiori, die met zijn zeven delen ruim twintig minuten in beslag neemt. Het boek heeft hierover een fascinerend essay, waarin ons een blik wordt gegeund in het zieleleven van De Boeck en zijn muze Marguérite le Maire.
August De Boeck: Gloria Flori 'Stil' (VI) Diverse kinderkoren en het Omroeporkest van de BRT o.l.v Fernand Terby, 1962 (CD August De Boeck (1865-1937) componist’, 2011, Merchtem) |
Naar verluidt is dit prachtige boek op het Stadhuis van Merchtem nog steeds te krijg voor de vriendelijke prijs van slechts 30 euro. bestelinformatie vindt u op de pagina van de betreffende website van augustdeboeck.be.
< PAUL GILSON | Emiel Wambach (1854-1924) > |
---|