Gerard von Brucken Fock: Jozal (1910-1912)
401Concerts 3 (Video)
Download: € 7.99 |
401Concerts 3 (Audio)
Download: € 7.99 |
Libretto: Gerard von Brucken Fock
Compositie: 29 januari 1910- april 1912
Wereldpremière: 29 mei 2016 *
401Concerts 3, Kröller-Müller Museum, Otterlo
‘Ja ik neem het en laat het niet meer los’ (Act I, monoloog Jozal)
‘Jozal!... Asdé!’ (Act II, duet Jozal/Asdé)
Denzil Delaere (Jozal), Asdé (Jolien De Gendt), Pieter Dhoore (piano), Ann Vancoillie (viool)
* Jozal is tijdens het leven van Gerard von Brucken Fock nooit uitgevoerd. De fragmenten uit akte I en II die tijdens 401Concerts 3 werden opgevoerd zijn wereldpremières.
Downloadbaar via 401Concerts 3.
•
Korte inhoud
Tekst:René Seghers
Partners:Nederlands Muziek Instituut, Kröller-Müller Museum
Rolverdeling
Keizer Fedor, heerser over Westland
Asdé, zijn dochter
Bezm, haar dienares
Prins Jozal, zoon van een kolenbrander maar benoemd tot prins aan het hof van de Keizer
Een gevangene
Hoofdman, Milo, 1e onderbevelhebber, 2e onderbevelhebber, Onderofficier, Oude soldaat, Soldaat 1, 2, 3, Schildwacht, Verschijning, Dronken kerel, Samenzweerder
Eerste Bedrijf. De troepen van keizer Fedor van Westland zijn na succesvolle krijgstochten op weg naar hun hoofdstad Babeliv in Westland. Soldaten ruzieën over het nut van de oorlog en reppen over een bleke verschijning die dwars door de kogelregen schreed. In de culminatie van de eerste akte zingt de stervende gevangene een sentimentele ballade, ‘Ik wilde ontvluchten’. Hierin verhaalt hij hoe hij op de vlucht werd neergestoken. Hij bezingt de mooie dingen die hij nooit meer zal zien: zijn huisje achter de bergen, zijn lieve moeder en zijn bruid. Hij werd van hen weggerukt door soldaten die hem dwongen dienst te nemen terwijl hij zelf alleen aan vrede dacht. Gevangen werd hij blootsvoets meegesleept over bergen en dalen, door weer en wind, tot hij bij een ontsnappingspoging dodelijk werd getroffen. Zijn lament culmineert in een visioen waarin hij een wrekende held ziet oprijzen, die Satans macht zal breken en de orde zal herstellen. Dan zullen de rijken worden weggevaagd en de armen zullen eerlijk worden beloond. Als hij met zijn laatste woorden vertwijfeld vraagt of die held hem niet kan wreken door het zwaard dat hem ontviel op te nemen, antwoordt Jozal dat hij het zwaard der gerechtigheid zal zijn (een fragment hieruit treft u in bijgaande videotrailer van 401Concerts 3 aan).
Jozal
Ja ik neem het en laat het niet meer los
Tot het recht is vervuld.
Ik zweer bij al wat mij dierbaar is,
Bij mijn ziel en zaligheid,
Bij de hel en den hemel
Bij Babeliv, de groote stad,
Bij Asdé, de onvergelijkelijke
Van heden af wijd ik mij de zaak der armen
En der vertrapten
Ik doe afstand van al wat schoon en begeerlijk is
Van rijkdom en macht,
Wellust en eer
Totdat het licht zal zijn geworden
In deze duistre zwarte wereld
Ik zweer kuisch te zullen blijven
Geen wijn te zullen drinken
Geen spijze dan brood te zullen eten,
Totdat alle armen verzadigd zullen zijn.
Een soldatenorkestje bezingt dan het vrolijke leven in het koor, ‘Eens heb ik een meid gezien, hoezee! Leve de vrouwen!’ Jozal spreekt hen vermanend toe; zij zullen straks het leger van de heer moeten leiden en daarom mogen zij hun handen niet langer bezoedelen: de dag is nakend!
Tweede Bedrijf. Op een onherbergzame plek wacht Asdé in gezelschap van haar dienares Bezm op de komst van haar geliefde, prins Jozal. Deze komt op, hetgeen een duet van Wagneriaanse proporties inluidt waarin Jozal haar vertelt dat zij moeten scheiden, omdat hij Gods rijk op aarde moet bevechten en daar laat geen ruimte voor lichtzinnig verpozen bij. Als Asdé hem vraagt of de wereld dan niet mooi is antwoordt hij haar dat alles vals is:
Asdé
Zie om je heen, Jozal, zie de schoonheid om je heen!
Kan de wereld zo slecht zijn, als je meent?
Moet het niet alles medewerken tot de plannen van Hem die zoiets geschapen heeft?
Moeten wij het niet van hem verwachten? Geloovig vertrouwend op Hem hopen?
O Jozal! laten wij het overgeven aan Hem door wie de wereld bestaat.
Jozal
Het is alles valsch! Ik kan die schoonheid niet langer verdragen
O die wreedheid in de natuur!
Die ongevoeligheid
Koud zien de sterren neer op der menschen worstelen,
zij bewegen zich onveranderlijk in hunne banen
Alles gaat precies zijn zelfden gang,
Of de wereld lijdt of juicht,
Lacht of schreit! …
Terwijl daar onschuldigen smachten
In hun kerker schijnt de maan vriendelijk aan den hemel,
Terwijl hier het gruwelijk onrecht den scepter voert.
[Enigszins ironisch]
Rimpelt het water van het meer zich daar vreedzaam in het Zuidenwindje
Zingen vogeltjes lief en melodieus in de takken
Is dat niet harteloos van God,
Is dat niet gemeen?
Ik zou zoón wereld in elkaar trappen als ik hem was!
Toch geeft hij zich, moegestreden, uiteindelijk over aan haar armen. In een volgende monoloog herinnert hij zich het hutje in het bos waar hij opgroeide tot Asdé’s vader op een dag de keizer redde die was verdwaald in het bos. De keizer liet hen naar het paleis komen waar Jozals vader tot groot aanzien kwam, maar tijd voor zijn gezin had hij niet meer. Jozals moeder stierf van heimwee. Jozal werd voor het leger bestemd. Asdé verhaalt dan van een visioen waarin ze verdrinkt in bloed en vraagt Jozal haar te beschermen. Als ze zegt hem te willen volgen naar dat hutje in het bos ontwikkelt zich alsnog een geëxalteerd liefdesduet van ongekend expliciete aard. Haar witte lijf zal voor hem stralen en haar harde uit marmer gehouwen borsten zullen sidderen onder zijn liefde. Asdé zal zijn God zijn, in haar wil hij vergaan, sterven, bezwijkend onder haar woedende liefdeskussen. Hij geeft zich over aan Asdé’s lokroep waarna een kort orkestspel de vereniging van de twee innig verstrengelde zielen beschrijft. Dan verwijt een verschijning hem zijn heilige taak te verzaken: vervloekt zal Jozal zijn, waar hij groots en prachtig had kunnen stralen!
Derde bedrijf. Ook de keizer blijkt zijn bestaan als bloeddorstig dictator te haten maar ziet geen uitweg: het volk wil bedrogen worden. Het is tijd voor het overwinningsfeest waarbij men opsomt hoeveel honderdduizenden slachtoffers hij heeft gemaakt, hoeveel dorpen en steden werden geplunderd en afgebrand. Dat verdient een huwelijksfeest en wel tussen zijn dochter Asdé en Jozal. Maar Jozal weigert en zet volkomen onverwacht de keizer af uit naam van het volk. Als hij de misdaden van de keizer opsomt oogst hij veel bijval, net als wanneer hij de kerk inclusief bischoppen en periesters veroordeeld als Satans grootste hoer (de waarheid over seks en machtsdenken in de kerk was in 1200 al algemeen bekend, daar had men Willem Deetman niet voor nodig). Dan spreekt de keizer. Hij schetst het rijk dat Jozal voorstaat als een rijk zonder bordelen, drank en goklokalen. Gelijkheid is dodelijk saai en hij was nu juist van plan het volk een enorm schouwspel van vuurwerk, feest, drank en hoeren en snoeren te bieden. Het volk mag toekijken en de kruimels oprapen en daarna voor hem sterven, zoals altijd. Als Jozal de keizer te lijf wil gaan wordt hij als een hond neergestoken. Onder luid gejuich voor de keizer valt het doek over Jozals mislukte leven.
Bespreking
In tekstueel opzicht geeft Jozal natuurlijk onthutsend blijk van Gerard von Brucken Focks getormenteerde persoonlijkheid die hem onder meer ontvankelijk maakte voor allerhande religieus-sektarische invloeden. Wat het werk ondanks het onthutsend naive en vanuit dramaturgisch opzicht onmogelijke libretto fascinerend maakt is het gegeven dat het in alle opzichten autobiografisch is. Jozal en de Keizer belichamen de gespleten persoonlijkheid die Von Brucken Fock in zichzelf ontwaarde, rijk en hooggeboren als hij was. Hij heeft zelf serieus geprobeerd omwille van God van zijn vrouw te scheiden en hij heeft geprobeerd zijn enorme vermogen weg te geven om het als arbeider te rooien (zijn vrouw, een dame uit de hoge adel, nam in die periode dienst in een naaiatelier). Von Brucken Fock kon echter niet lang zonder zijn vrouw, voor het edele vak van arbeider bleek hij als geboren miljonair de kwaliteiten te missen waarna hij een knipperlichtrelatie met het Leger des Heils aanging (pamfletten uitdelend, het heilsorgel draaien op straten en pleinen). Nog tragischer is het libretto aan het slot, waar Von Brucken Fock Jozal en daarmee zichzelf roemloos ten onder laat gaan.
Hij werkte aan de compositie van Jozal gedurende 1910. De voltooiing van de instrumentatie van de eerste twee aktes en het grootste deel van de derde akte voltooide hij in Parijs, in april 1912. Waarom het werk nooit tot uitvoering is gekomen is momenteel onderwerp van nader onderzoek. Dat kan niet alleen hebben gelegen aan de onmogelijkheid dit werk uit te voeren omdat Von Brucken Fock vermogend genoeg was om zich een opvoering te kunnen kopen als hij dat had gewild. Vandaag de dag kijken we natuurlijk vanuit historisch perspectief naar Jozal. Naast de verbijstering over de tekst fascineert tegelijkertijd de genoemde compromisloosheid en het autobiografische element; ik ken geen voorbeelden van vergelijkbare autobiografische opera’s uit de vooroorlogse periode. Als concept is het een unieke voortzetting van Wagners Parsifal, dat eveneens bedoeld was als aanzet voor een nieuwe wereldorde.
Als we het aspect van curiositeit buiten beschouwing laten zou de tweede akte concertant kunnen worden opgevoerd, omdat deze feitelijk bestaat uit een liefdesduet dat qua lengte als de overtreffende trap van het duet uit de tweede akte van Tristan und Isolde is aangelegd. Aan grootse en meeslepende ambities had Von Brucken Fock ook elders in dit werk overigens geen gebrek. Jozals tirades lopen qua lengte en inhoud vooruit op die van Fidel Castro en zijn karakterisering van de kerk was in die dagen even scherp als goed voor excommunicatie, als het werk het daglicht had gezien. Qua omvang en intensiteit is Jozal verder zijn omvangrijkste en belangrijkste compositie. De tragedie is dat hij enkele jaren lang heilig aan de literaire en inhoudelijke waarde van zijn opera heeft geloofd, net zoals hij aan zijn gelijktijdig ontstane roman over de wederopstanding van Christus geloofde. Op de valreep moet hij zijn beperkingen hebben doorschouwd, want hij trok zijn roman terug toen deze al op de persen lag. Sindsdien is ook Jozal geruisloos uit zijn levensherinneringen verdwenen. Op 29 mei 2016 zijn tijdens 401Concerts 3 in het Kröller-Müller Museum te Otterlo twee grote fragmenten uit Jozal in wereldpremière gegaan: Jozals monoloog ‘Ja ik neem het en laat het niet meer los’ uit de eerste akte en het centrale deel met de maneschijnmuziek uit het grote duet in de tweede akte ‘Asdé! / Jozal’. Asdé werd hier vertolkt door sopraan Jolien De Gendt en Jozal door tenor Denzil Delaere, aan de piano begeleid door Pieter Dhoore. Ann Vancoillie was violiste in de ‘Maneschijnmuziek’.
Download 401Concerts 3 met Jozal
De opname van ons derde 401NederlandseOperas concert in het Kröller-Müller Museum is downloadbaar via 401Concerts 3, met daarin naast Gerard von Brucken Focks Jozal ook aria’s en duetten uit Willem Landré's De roos van Dekama, Daniël de Langes Lioba, Cornelis Doppers De blinde van Casteel Cuillé, , Julius Röntgens Agnete en De lachende Cavalier, Jan van Gilse's Helga von Stavern, Jan Brandts Buys’ De kleermakers van Marken (Die Schneider von Schönau) en Richard Hagemans Caponsacchi.
< Jan Brandts Buys: Die Schneider von Schönau (1916) | Julius Röntgen: Samûm (1926) > |
---|