Librettist Dirk Buysero
(Den Haag 1644-1707)

Volgens het ‘Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde’ van G. Frederiks en F. Jos. van den Branden (L.J. Veen, Amsterdam 1888-189) was ‘de heer van Heeraerts-heiningen’ meer een krachtig beschermer der dichters dan een gelukkig beoefenaar hunner kunst.

Hij was zoon van Laurens, ambtgenoot van Huygens, uit het in Dec. 1641 gesloten tweede huwelijk met Elisabeth de Vlaming van Outshoorn en werd gedoopt in de Haagse Kloosterkerk op 8 Mei 1644. In augustus 1666 ging hij studeren in Leiden, waarna hij in het najaar van 1666 een reis naar Frankrijk maakte. Daarop werd hij aangesteld tot secretaris van Vlissingen. Op 13 Mei 1674 werd hij namens Zeeland lid der admiraliteit te Rotterdam, waar hij tot 24 April 1706 in functie bleef. Een bestuurder derhalve, die de dichtkunst in zijn vrije tijd beoefende. Zijn interesse in de poëzie kwam van zijn moeders kant, daar deze verwantschap had met de culturele scene in Amsterdam. Daar leerde Buysero de locale dichters kennen en wierp zich allengs als beschermheer van deze en gene op. Mede daardoor zal Vondel in 1670 De Herscheppinge van Ovidius aan hem opgedragen hebben.

Dichter of bestuurder?

1

Hoewel Buysero een gelegenheidsdichter was, zou het fout zijn de geringschattende woorden van Frederiks en Van den Branden zomaar voor kennisgeving aan te nemen. Buysero was getuige zijn respectabele aantal toneelwerken dan wel geen Vondel, maar als librettist speelde hij een beslissende rol in de totstandkoming van een Nationale operacultuur. Behalve De triomferende min en De vryadje / Bruiloft van Kloris en Roosje, schreef Buysero onder andere nog de muziektheaterwerken De Ryswykse Vredevreugd, op muzijk (1697), Venus en Adonis met muziek van Hendrik Anders, en De Min- en Wijnstrijd, een herderspel eveneens met muziek van Anders (1697). Daarmee leverde hij het leeuwendeel van de libretti uit de periode 1680 tot 1707.

Buysero’s verdienste

Met de libretti voor De triomferende min (1680), De vryadje van Cloris en Roosje (1686) en zijn bijdrage aan De bruiloft van Kloris en Roosje (1707) schiep Buysero de enige twee Nederlandse muziektheaterstukken die de tand des tijds hebben doorstaan. De triomferende min staat momenteel met enige regelmaat op de programma’s van oude muziekfestivals en De bruiloft van Kloris en Roosje stond als naspel bij meestal Vondels Gijsbrecht van Aemstel tussen 1707 en 1968 jaarlijks op het programma van de Amsterdamse Stadsschouwburg. Toen de partituur van een onbekende componist (volgens sommigen Serveas de Koninck, maar op stilistische gronden betwijfel ik dat – RS) verloren ging bij de brand in de Stadsschouwburg zag muzikaal leider Bartholomeus Rullofs zich genoodzaakt per omgaande een nieuwe partituur op de oude tekst te vervaardigen, zoveel waarde werd er aan het bekendste Nederlandstalige muziektheaterwerk uit die tijd toegekend. Hieronder een slide show met ovoeringsfoto’s uit de periode 1918-1934, allen afkomstig van opvoeringen en repetities aan de Amsterdamse Stadsschouwburg (© Nationaal archief):

Pas met het afschaffen van de Gijsbrecht van Aemstel­-traditie aan de Stadsschouwburg raakte De bruiloft van Kloris en Roosje na 1968 in verval, waar de nu toch wel oubollige humor mede debet aan zal zijn geweest. Desalniettemin wordt het werk sinds enkele jaren van tijd tot tijd weer opgevoerd met Rullofs partituur en nu zijn dan ook de resterende delen van de oorspronkelijke partituren door Louis Peter grijp gereconstrueerd en op cd uitgegeven. Bij zo'n continue opvoeringstraditie komen zelfs de in Buysero’s tijd wereldberoemde opera’s van Quinault & Lully niet in de buurt. Na de Franse revolutie raakten deze immers in volstrekte vergetelheid tot de barokrevival ze in de jaren tachtig van de 20e eeuw weer opgroef.

Hieronder een slide show met opvoeringsfoto’s van De bruiloft van Kloris en Roosje uit de periode 1954 tot en met 1964, allen afkomstig van opvoeringen en repetities aan de Amsterdamse Stadsschouwburg (© Nationaal archief):

Mogelijk was Buysero dan wel geen verfijnd tekstdichter, maar zijn inzicht in volkscultuur en zijn spitsvondige, soms wellicht platte humor, raakte toch een gevoelige snaar bij het publiek. Met zijn boerenklucht op muziek liep hij bovendien 150 jaar op de ontwikkelingen in de opera elders vooruit, hetgeen ook geld voor zijn gebruik van volkse taal in de Cloris en Roosje verianten (in Vlaanderen gebeurde dat bijvoorbeeld pas na de opkomst van de Vlaamse beweging na 1850). 

 

BRONNEN

– Interview 3 augustus 2012 RS met Louis Peter Grijp (artistiek leider Camerata Trajectina)

'De muziek in De bruiloft van Cloris en Roosje', Louis Peter Grijp, Meertens Instituut, datum ??

Tekstboek De triomfeerende min/ Camerata Trajectina (cd Globe 2011/12)

– Teskstboek De triomfeerende min/ Stichting Vocaal Verhaal (2007)

Historische uitvoeringsfoto's van De bruiloft van kloris en Roosje opvoeringen in de Amsterdamse Stadsschouwburg 1918-1964: Nationaal archief/gahetna.nl