Harry Mayer
Harry Mayer is wellicht de grootse onbekende in de componistengalerij die deel uitmaakt van het allereerste 401NederlandseOperas concert op 26 april 2015. Precies zoals Gustaaf Francies de Pauw in het eind negentiende eeuwse Maastricht, was Mayer een lokale bekendheid in het Enschedese muziekleven in de naoorlogse periode tot aan zijn dood in 1983. De Pauws’ Bellida werd echter met succes opgevoerd, terwijl Mayers Faust nooit uit zijn bureaulade is gekomen. Toen ik de partituur terugvond in de archieven van het Nederlands Muziek Instituut te Den Haag, raakte ik geïntrigeerd door de onverschrokken titel en de overeenkomsten met het libretto van Gounod. Mayer was leerling en assistent van Kees van Baaren, de hofleverancier van de ultraprogressieve componistengeneratie uit de jaren vijftig en zestig. Mayer componeerde vanaf 1950 al in dodecafonische stijl, maar zijn enige opera Faust uit 1952 is opmerkelijk genoeg juist traditioneel en melodisch van karakter. Zijn dochter noemt ‘inspiratie’ als motief voor het componeren van wat met afstand zijn meest ambitieuze opusnummer is. De wereldpremière van Mayers lied van de koning van Thule 'Es ist so Schwul... Es war einmal ein König in Thule' en de daaropvolgende juwelenaria 'Wie kommt das schöne Kästchen hier herein?’, vindt plaats tijdens het eerste 401NederlandseOperas concert op 26 april 2015, te Hoog-Keppel. Jolien De Gendt is de sopraan die Mayers intrigerende lied van de koning van Thule en de juwelenaria daar creëert. Zij wordt begeleid vanaf de piano door Pieter Dhoore.
401Concerts Nr. 1 (Audio)
Download: € 7.99 |
401Concerts Nr. 1 (Video)
Download: € 7.99 |
Tekst: RS naar Mathilde Mayers uitgebreide biografie van haar vader op mayertjes.nl
Verdere bronnen: Harry Mayer: Faust (1952, Partituur en schetsen); Documentatie archieven Nederlands Muziek Instituut.
Harman (later Harry) Mayer (Enschede, 22 oktober 1913 – 1983) werd geboren aan de (niet meer bestaande) Volkertsgang, een zijsteeg van de Zuiderhagen. Het gezin verhuisde daarna naar de Enschedese Beekstraat, waar de andere drie kinderen geboren zijn. De tweede zoon was de kunstschilder Herman (1915 – 1965), waarna nog twee dochters volgden, Annie en Johanna. De kinderen kregen een degelijke, gereformeerde opvoeding. Gemusiceerd werd er thuis niet, zelfs psalmen werden bij het harmonium niet gezongen. Wel was de artistieke geest van vader en huisschilder Johannes in de kinderen neergedaald, want Herman werd schilder, Annie dichtte, de kleine Johanna was handwerkster en Harry werd… componist! Dit tot grote teleurstelling van zijn vader, die graag had gezien dat hij het familiebedrijf voort zou zette.
Ontdekt
Het muzikale talent van Harry werd ontdekt door zijn onderwijzer, J. A. Ketel, tevens dirigent van koren en harmonieorkesten. Op aandrang van Ketel schaften de ouders van Harry een harmonium aan. In 1922 kreeg Harry hierop gratis zijn eerste lessen. De heer Ketel nam Harry ook op in de Christelijke Harmonie te Enschede, waar hij van 1925 tot 1935 bes-klarinet en alt-saxofoon speelde. Zijn vorderingen op het harmonium leidden ertoe dat Ketel hem al snel ook het kerkorgel liet bespelen. In 1926 kreeg Mayer als 13 jarige een vaste aanstelling als organist van de Gereformeerde Kerk aan de Wilhelminastraat in Enschede. Ook ging hij bij zijn leraar koorrepetities begeleiden. Met hulp van alweer Ketel kwam er vervolgens een piano in het ouderlijk huis. Harry’s beslissende stap naar een serieuze carrière in de klassieke muziek kwam in 1929, toen Kees van Baaren hem hoorde spelen bij een kooruitvoering. Van Baaren zocht contact met Harry’s ouders en samen met Ketel wist hij te bewerkstelligen dat Harry de muzieklessen bij hem zou voortzetten. Van Baaren was onder de indruk van de improvisaties van Harry op piano en orgel, en raadde hem aan deze op te schrijven. Harry kon dit foutloos (net als Mozart). Van Baaren ging Harry les geven in muziektheorie en legde zo een stevige theoretische basis.
Les van Kees van Baaren en Kuno Stierlin
Van Baaren bracht Harry in aanraking met de harmonieleer van Arnold Schönberg (1874 - 1951). Ook bracht hij Harry ertoe om Duitse literatoren zoals Thomas Mann en filosofen als Kant, Nietzsche en Schopenhauer te lezen. In 1927 nam Mayer vioolles bij Arend de Hoop, oprichter van de Twentse Orkestvereniging. Om geld te verdienen maar ook uit interesse ging Harry spelen in het salonbandje van De Hoop. Dit bandje speelde ook op zondag, en dat was in zijn gereformeerde omgeving ontoelaatbaar. Men dreigde hem te ontslaan als organist, waarna hij met het bandje stopte. Mathilde Mayer: “Gereformeerd of niet, Harry heeft in die jaren allerlei schnabbelwerk gedaan. Zo speelde hij piano bij huisfeesten van de grote textielfamilies in Enschede, en ook in de bioscoop bij de stomme film, waarbij hij al kijkend naar het doek, het verhaal op de piano moest laten horen: romantische scènes, maar ook stormen op zee, gegier van auto’s en oorlogstaferelen. Dit alles heeft het improvisatievermogen van Harry zeker verrijkt, en tot in zijn laatste jaren vond hij het leuk om op feesten en partijen met veel vertoon het ‘Lang zal ze leven’ en andere populaire liederen ten gehore te brengen.”
In 1930 leerde Harry Kuno Stierlin (1886-1967) kennen, een componist, organist, koordirigent en leerling van Max Reger. Bij Stierlin leerde Harry het improviseren op het orgel volgens de regels der kunst. Stierlin bracht hem ook in contact met de toen ultramoderne muziek van Reger en Karg-Elert. Verder liet hij Harry ervaring opdoen als begeleider bij… koren! Voor Harry’s gereformeerde omgeving werd de situatie onduldbaar: pianospelen in de bioscoop en vioolspelen in een salonorkest was al in strijd met de strenge gereformeerde regels, maar dat een gereformeerde organist in een katholieke kerk de mis begeleidde was in 1930 ongehoord. Harry besloot toen te breken met de Gereformeerde Kerk. Zijn eigen bescheidenheid en zijn mildheid in het beoordelen van anderen droeg er toe bij, dat de gereformeerden accepteerden dat Harry’s gelovige hart bij de gereformeerde eredienst lag, maar dat zijn muzikale hart geen weerstand kon bieden aan de rijke katholieke muzikale traditie en het grote orgel van de Antoniuskerk.
Na de breuk met de Gereformeerde Kerk ging Harry in zijn onderhoud voorzien door piano- en orgellessen te geven, maar zijn lespraktijk leed onder de crisis. In 1935 stopte hij met zijn eigen lessen bij Kees van Baaren. Als afscheidscadeau droeg Harry zijn eerste echte compositie, een strijkkwartet, op aan zijn leraar.
In 1938 ging Kuno Stierlin terug naar Duitsland. Deze had blijk gegeven van sympathie voor Hitler en diens Dritte Reich. Harry was het met deze denkbeelden niet eens, en de vriendschap was daarom bekoeld. Ook de connecties met de Antoniuskerk werden verbroken.
De oorlogsjaren
Na een kort intermezzo als pianist en repetitor van een “Opern- und Operettengesellschaft” in Westfalen was Harry vanaf het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog geheel op zijn werk als assistent bij Kees van Baaren aangewezen. Beiden waren anti-Duits en kregen dus geen baantjes in door Duitsers gecontroleerde instellingen. Hun eigen lespraktijk liep langzaam leeg, en uiteindelijk kwam het hele muziekleven in Enschede stil te liggen. In 1943 stopte Kees van Baaren ermee. Hij trok naar het Westen van Nederland waar hij furore maakte als leraar compositie aan het conservatorium. Mayer bleef in zijn geliefde Enschede. In 1941 had hij een jeugdkoor opgericht bij de Nederlands Hervormde Lasonderkerk aldaar. Bovendien leidde hij het kerkkoor en het jeugdkoor van de Nederlands Hervormde Kerk te Delden. Hij schreef voor beide koren veel composities, zowel psalmbewerkingen als musicals. In 1944 echter hielden beide koren op te bestaan; in de oorlog ging het grootste deel van de composities voor deze koren verloren. In 1943 vluchtte Mayer naar Winssum (Friesland) waar hij tot midden 1944 bleef. In deze periode schreef hij stukken voor pedaal-harmonium. Toen hij terugkwam in Enschede, werd hij in het kader van de Arbeitseinsatz te werk gesteld in Rheine (Westfalen), waar hij ruiten moest inzetten. Met behulp van een Duitse arts die hem aan valse papieren wist te helpen, kon hij ontsnappen. Hij liep terug naar Nederland en dook onder bij een boer in Buurse. Hier wachtte hij het einde van de oorlog af.
De vijftiger jaren
Na de oorlog vestigde Mayer zich in Delden en werd benoemd tot organist aan de NH kerk. Deze post zou hij 21 jaar lang bekleden. Toen het muziekleven in Twente weer op gang kwam, had hij daarin een groot aandeel als organist, dirigent en pedagoog. De eerste jaren na de oorlog verdiepte hij zich in de muziek van de Middeleeuwen en Renaissance en in de dodekafonie. Vanaf 1950 ging Mayer zelf dodekafonie toepassen in zijn composities, waarmee hij in Nederland een van de eersten was.
Eveneens in 1950 trouwde hij met een van zijn leerlingen. Uit dit huwelijk werden twee kinderen geboren: Hans en Saskia. Helaas was het geen gelukkig huwelijk en werd het in 1955 ontbonden. In deze periode ontstond zijn beste pianomuziek en ook zijn eerste en enige opera, Faust, uit 1952. Tot ik in de archieven van het Nederlands Muziek Instituut (NMI) de handgeschreven patituur terugvond, was over dit onuitgegeven en waarschijnlijk nooit uitgevoerde opus niets bekend. Mayers dochter Mathilde vermoedt dat hij het puur uit inspiratie, zonder enige commissie geschreven heeft: “Hij was erg creatief en dreef op inspiratie. Ik acht het heel goed mogelijk dat hij daarmee een ideaal wilde verwezenlijken. Van enige opvoering heb ik nooit gehoord.”
In 1956 leerde Mayer zijn nieuwe echtgenote kennen. Uit dit huwelijk werden ook twee kinderen geboren: Sjoerd en Mathilde. Uit deze periode dateren veel orgelstukken en bovendien een groot aantal kamermuziekstukken die hij schreef voor zijn vele leerlingen.
De zestiger jaren en daarna
Mayer haalde intussen enkele diploma's en ging les geven aan de Enschedese Muziekschool. Toen het Twents Muzieklyceum een vakopleiding kon aanbieden, werd Mayer leraar muziektheorie, muziekgeschiedenis en compositie. Dit heeft hij gedaan tot aan zijn pensionering. Het gezin Mayer ging wonen in Lonneker. Daarnaast leidde Mayer nog vele jaren het kerkkoor in Delden, en werd hij organist op het kleine orgel in de NH kerk in Lonneker. Ook werd hij recensent voor het dagblad ‘Tubantia’; hij besprak vele platen en concerten in Twente. Hij werd hoofdredakteur van het vakblad ‘Het Orgel’, en schreef voor dit blad en voor ‘Mens en Melodie’ artikelen over veel onderwerpen, met name over moderne orgelcomponisten zoals Reger, Widor, Webern en Messiaen
Mayer werd in die tijd door vakgenoten en collega's gewaardeerd om zijn grote kwaliteiten als leraar, om zijn fantastisch improvisatietalent op orgel en piano, om zijn belezenheid, om zijn grote kennis en begrip van moderne muziek, en om zijn uitstekende artikelen. Toch is hij niet een van de groten van Nederland geworden, in tegenstelling tot zijn leraar Kees van Baaren. In biografieën van Van Baaren wordt de naam Mayer niet eens vermeld. Mayer, zo schrijft zijn dochter, zat vast in de christelijke wereld van Twente, ver van het culturele centrum van Nederland. Hij hield zichzelf ook op de achtergrond. Bovendien was hij niet in staat de technische vernieuwingen van de muziekwereld te volgen: zo begreep hij niets van electronische instrumenten, opnameapparatuur, studio's, en dergelijke. Mayer reed geen auto. Hij fietste overal heen, door weer en wind. En als een concert te ver weg was, dan reed zijn vrouw hem. Hij begreep ook niets van elektronica. Toen er een keer geen geluid uit de boxen kwam van zijn platenspeler, trok hij het snoer uit de box en luisterde of er wel geluid uit de plug kwam. Zelf muziek opnemen op spoelenrecorders en cassettes heeft hij nooit geleerd. Typen kon hij ook niet. Hij leverde de kopij voor de tijdschriften en voor ‘Tubantia’ altijd handgeschreven in. Het liefst schreef hij met kroontjespen.
Faust
Als componist maakte Mayer in zijn laatste jaren voornamelijk gebruiksmuziek: behalve de psalmvoorspelen voor eigen gebruik in de kerk te Lonneker, ook cantates voor zijn koren, en allerlei kamermuziek voor wisselende bezettingen, gecomponeerd voor de vele musici die hij kende. Faust is zijn enige opera gebleven en tegelijkertijd zijn meest ambiteuze compositie. De vondst van dit intrigerende werk is feitelijk een van de grote verrassingen die de research naar Nederlands autochtone operaverleden heeft opgeleverd. Een grote, ambitieuze opera naar hetzelfde gegeven als Gounods meesterwerk, compleet met 'Es war einmal ein König in Thule' en de Juwelenaria 'Wie kommt das schöne Kästchen hier herein?’, op tekst van Goethe! Angst voor het bekende had Mayer net als Jan Rijken met diens laat-romantisch Norma duidelijk niet. Het werk ademt de ambitie het klassieke Faust-verhaal opnieuw voor te stellen, maar dan in een muzikaal idioom dat in zijn Lieder-achtigheid en Duitse tekst (deels Goethes eigen teksten!), opmerkelijk genoeg dichter bij de Zeitgeist van de late Goethe aansluit (Beethoven, Schubert, Schumann en Wolf als late uitloper).
|
Qua verhaal zet het libretto sterk in op de bovennatuurlijke elementen in Faust, met veel koorpassages voor de Aardgeesten en een nog centralere rol voor Mefistofeles. Hoewel het werk nooit uit Mayers bureaulade kwam, zijn twee fragmenten ooit gespeeld tijdens een concert met liederen. Mayer toverde daar plots 'Es war einmal ein König in Thulen' en Gretchens Spinnewielmonoloog uit zijn mouw toen er opvulling voor de bewuste liederavond nodig was. Hij vertelde zijn dochter dat het 'eigenlijk geen liederen waren maar dat ze ergens anders uitkwamen', zonder erbij te vertellen waaruit. Pas toen ik mijn tekst aangaande Mayers Faust aan haar voorlegde realiseerde Mathilde Mayer zich dat die 'Twee liederen op tekst van Goethe' waarschijnlijk uit de opera afkomstig waren. Ze werden omstreeks 1972 op de verjaardag van Charles de Wolf (19 juni dus) vertolkt in een liedbewerking voor mezzo-sopraan door Margot Luttikhuizen, begeleid vanafde piano door Peter Beemsterboer. Wij geven hier een fragment in MP3 van de Spinnewielscène 'All mein Ruh ist hin'. Deze vormt een mooie aanvulling op de twee fragmenten die wij in ons eerste 401NederlandseOperas live concert op 26 april 2015 te Hoog-Keppel uitvoeren. De Spinnewielscène toont op kleurrijke wijze de invloed van Schuberts 'Erlkönig', hetgeen het Liedhafte karakter van Margaretes solo's benadrukt.
MAYER OP HET EERSTE 401NEDERLANDSEOPERAS CONCERT (26 APRIL 2015)
Het is 401NederlandseOperas een eer in samenwerking met Harry’s dochter Mathilde en in aanwezigheid van Mayers weduwe, de wereldpremière van het 'Lied van de koning van Thule' en de 'Juwelenaria' uit Mayers Faust te kunnen brengen op het eerste 401NederlandseOperas live concert op 26 april 2015, te Hoog-Keppel. Jolien De Gendt is de sopraan die 'Es ist so Schwul... Es war einmal ein König in Thule' en 'Wie kommt das schöne Kästchen hier herein?’ daar creëert, begeleid vanaf piano door Pieter Dhoore. Een unieke creatie!
•
STEUN ONS BIJ HET ONTSLUITEN VAN NEDERLANDS EN VLAAMS OPERA ERFGOED
Vindt u het ontsluiten van het Nederlands opera-erfgoed ook belangrijk en wilt u bijdragen aan onderzoek of concerten, neem dan contact met ons op via de Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien. . Op de website vind u onder het kopje sponsoring een overzicht van de mogelijkheden.
Namens 401NederlandseOperas,
Bas ten Have
Anthony van der Heijden
René Seghers
< Ignace Lilien (1897-1964) | Emile von Brucken-Fock > |
---|