Jan van Gilse (1881-1944)

  • GIlseSL1
  • GIlseSL2
  • GilseSL3
  • GilseSL4
  • GilseSL5ThijlDonemus
  • NM-Classics Jan Van Gilse CD cwith 'Nonet', 'Quartet' and 'Trio'
  • Jan van Gilse portrait
  • Another portrait
  • And the best portrait!
  • Donemus Jan van Gilse 10"" vinyl release of the 1970's with the funeral march from Thijl

'Karaktersterke en strikt eerlijke figuren als Jan van Gilse zijn zeldzaam. Zijn naam en werk hoog in ere te houden is dan ook een plicht van allen die het geluk hebben gehad, hem te kennen en met hem samen te werken’ (Dr. P van Noorden [ps. Dr. Eberhard Rebling], De Waarheid, 11 augustus 1945.)

Dat het ingesukkelde dorpje Gilze onder de rook van Tilburg ooit de broedplaats is geweest voor een dynastie van over België en Nederland uitgewaaierde Gilzenaren die uiteindelijk ’s lands grootste operacomponist voort zouden brengen, had ik gedurende mijn jeugddetentie in Gilze nooit verwacht. Maar volgens Hans van Dijks proefschrift/biografie over Jan van Gilse moet diens familienaam in extremis waarschijnlijk tot dit Brabantse dorpje worden herleid. De latere componist van de Nederlandse opera sine qua non Thijl (1938-1940) werd overigens geboren te Rotterdam en groeide pas 37 jaar na zijn tragische dood in de tweede Wereldoorlog uit tot een van de belangrijkste componisten van zijn generatie naast zijn natuurlijke vijand en evenknie, Willem Pijper. Bij leven verscheen echter weinig van Van Gilse in druk en na een vliegende start zien we vanaf 1915 een duidelijke verschuiving in de richting van een loopbaan als dirigent en bestuurder (hij had al in 1911 het Genootschap van Nederlandse Componisten opgericht). Naarmate zijn scheppingsdrang vermindert neemt de kwaliteit en originaliteit van zijn composities toe. Anders dan oudere collega’s als Julius Röntgen of Cornelis Dopper maakt Van Gilse uiteindelijk een echte ontwikkeling naar toekomstmuziek door. Hij begint bij Brahms en Brückner (Symfonie 1), dan komen Richard Strauss en Mahler opzetten (Sulamith, ‘Symfonie Nr. 2’). In ‘Symfonie Nr. 3’ duikt hij diep in Wagners Tristan und Isolde en de ‘Siegfried Idyl’ waarna in Rome het grote loslaten begint. Er komen on-Franse impressionistische accenten, vage Oost-Europese invloeden…

 
401COnc3Logo130401Concerts 3 (Video)
Download: € 7.99
401COnc3LogoAud130401Concerts 3 (Audio)
Download: € 7.99

 

Hoewel hij als dirigent behoedzaam programmeert,  luistert hij naar Schönberg, Stravinsky, Honegger en Milhaud. Imiteren doet hij echter niet meer. Te beginnen met ‘Nonet’ uit 1917 ontwikkelt hij een steeds individuelere, eigentijdse stijl. Het hoogtepunt komt als hij in 1940, kort na de inval van de Duitsers in Nederland, Thijl voltooit , het werk waarin de moeizame Nederlandse operageschiedenis tenslotte culmineert. Net als zijn eerdere opera, Helga von Stavern uit 1911 zou Van Gilse ook Thijl nooit horen. Hij overleed  in 1944 aan maagkanker op de vlucht voor de bezetter. Thijl beleefde pas in 1976 postuum zijn concertante première, in 1980 gevolgd door een scenische opvoering in het Holland Festival. Helga von Stavern is tot op heden onopgevoerd gebleven, behoudens de ‘Verwandlungsmusik’ en de finale die in 1915 onder leiding van de componist werden uitgevoerd in het Concertgebouw. 401NederlandseOperas bracht op 29 mei 2016 de wereldpremière van Helga’s centrale monoloog uit de derde akte, ‘Ist es denn wahr?’ op 401Concerts 3 in het Kröller-Müller Museum, Otterlo. Sopraan Jolien De Gendt vertolkte Helga met Pieter Dhoore aan de piano. Ann Vancoillie was de violiste in de aansluitende ‘Verwandlungsmusik’. De opnamen zijn downloadbaar via 401Concerts 3. Tickets 401Concerts 3 te koop via ticketlink.

Tekst: René Seghers
Bronnen: Partituren Helga von Stavern (1911), Thijl (1940); Jan van Gilse archief Nederlands Muziek Instituut; Krantenartikelen Helga von Stavern 1911-1915; Ada van Gilse-Hooijer: Pijper contra Van Gilse. Een rumoerige periode uit het Utrechtse muziekleven. Utrecht, A.W. Bruna en Zn., 1963; Hans van Dijk, Jan van Gilse, Strijder en idealist, Uitgeverij Frits Knuf, 1988; Hans van Dijk (red.): Memoires Jan van Gilse, 1917-1922. Zutphen, Walburg Pers, 2003; Tekstboekjes diverse cd uitgaven NM Classics, CPO; Correspondentie met John Smiths, musicoloog.
Partners: Nederlands Muziek Instituut, Kröller-Müller Museum

Jan Pieter Hendrik van Gilse (11 mei 1881, Rotterdam – 8 september 1944, Oegstgeest) was de zoon van journalist en later parlementslid Mr. Jan Albert van Gilse en Maria Auguste Hockelman. De jeugdjaren van Jan jr. en zijn drie oudere zussen verliepen volgens de notities van de latere  componist ‘traumatisch’. Zijn vader was nooit thuis en zijn moeder had geen emphatisch inlevingsvermogen. Gelukkig voor Jan, die op zijn zesde begon met pianospelen , kende Rotterdam een bruisend muziekleven met als middelpunt de Duitsche Opera en de Toonkunstconcerten. Zijn ouders hadden geen hogere muzikale opleiding maar zijn moeder speelde piano en zijn vader, een bariton, zong weleens liederen. De pianolessen waren overigens geen succes omdat zich direct een karaktereigenschap van Jan openbaarde die hem ook later parten zou spelen: onbuigzaamheid. Hij kon zich niet verstaan met zijn leraar en over en weer vielen daardoor zelfs rake klappen, aldus de biografie van Hans van Dijk. Van Gilse’s dagboeken staan verder vol litanieën: de H.B.S. was een ramp, hij werd gepest toen klasgenoten ontdekten dat hij stiekem componeerde enzovoorts. Als vijftienjarige besloot Jan zich te richten op een carrière als dirigent. Onverwachts steunden zijn ouders hem daarin en Jan kon het conservatorium van Keulen bezoeken waar directeur Franz Wüllner (compositie) en Artur Klesser (theorie) zijn belangrijkste docenten waren. Aan die mooie tijd kwam een abrupt einde nadat Wüllner in 1902 overleed. Jan stond toevallig naast enkele studenten die roddelden over de verhouding van een leraar met een studente, met als consequentie dat de drie leerlingen inclusief Jan van het Conservatorium werden geschopt (de minnares van de docent mocht blijven!). Zijn vader ging nog met hem naar de desbetreffende leraar maar die deur sloeg Jan zelf dicht door de goede man toe te voegen dat hij een schoft was. Van 1903 tot 1905 vervolgde Jan zijn studie bij de wereldberoemde componist Engelbert Humperdinck in Berlijn, die hem naar verluid tot zijn beste leerlingen rekende. Humperdincks positieve opinie is eenvoudig te begrijpen met een blik op Van Gilse’s oeuvre. Dat begint in 1896 bescheiden met wat pianowerkjes maar in 1899 vloeit met ‘Waterlelies’ het eerste grote orkestlied al uit zijn pen, gevolgd door de Concertouverture (1901), de ‘Symfonie Nr. 1’ (1901), de symfonische cantate Sulamith (1902), ‘Symfonie Nr. 2’ (1903) en het oratorium Lebensmesse (1904).

 VanGilseLogo150


Jan van Gilse: ‘Concertouverture’ (opening section)
Radio Symfonie Orkest o.l.v. Jacques van Steen

 GIlseCd150Symf1-2


Jan van Gilse: Symfonie Nr. 1 (adagio)
Nederlands Symfonie Orkest o.l.v David Porcelijn
(2007 CD CPO 777 349-2)

 VanGilseLogo150


Jan van Gilse: Sulamith (middle section)
RFO, GOK, Anne Marie Dur, Hein Meens, Henk Smit - Jean Fournet

In deze werken assimileert hij achtereenvolgens de stijl en de orkestratietechnieken van Brahms, Bruckner, Richard Strauss, Humperdinck zelf en Mahler. Zijn 'Tweede Symfonie' wordt zelfs door Mengelberg in het Concertgebouw uitgevoerd, hetgeen hem al tijdens zijn studiejaren een vliegende start bezorgt. In retrospect lijkt Van Gilse destijds het wonderkind van de Nederlandse muziekwereld te zijn geweest.

Bremen

 GIlseCd150Symf1-2


Jan van Gilse: Symfonie Nr. 2 (Intermezzo)
Nederlands Symfonie Orkest o.l.v David Porcelijn
(2007 CD CPO 777 349-2)

Na zijn Berlijnse periode wordt Van Gilse repetitor en dirigent aan het Stadttheater Bremen, waar hij in 1907 zijn Derde Symfonie ‘Erhebung’ voltooit. Het werk beleeft zijn première in 1908 te München en Van Gilse debuteert er in 1909 mee als dirigent in het Concertgebouw. Prompt wordt hem voor dit werk de Duitse ‘Michael Beer Preis’ toegekend, een stipendium voor twee verplichte jaren in Rome.

 GilseCD150Symf3


Jan van Gilse: Symfonie Nr. 3 (Finale)
AIle Asszony (sopraan), Nederlands Symfonie Orkest o.l.v David Porcelijn
(2009 CD CPO 775 518-2)

Behalve de tijd doden met bezoekjes aan de opera begint van Gilse er vanaf 1910 aan zijn Vierde Symfonie en zijn ambitieuze Marxistisch-Wagneriaanse opera, Helga von Stavern, waarvoor hij zelf het libretto schrijft.

 GilseCd150Symf4


Jan van Gilse: Symfonie Nr. 4 (3d movement)
Nederlands Symfonie Orkest o.l.v David Porcelijn
(2CD CPO)

In 1911 richt hij in Nederland en passant met Peter van Anrooy, Alphons Diepenbrock, Abraham Loman jr., Simon van Milligen, Dirk Schäfer, Johan Wagenaar en Bernard Zweers het Genootschap van Nederlandse Componisten (GENECO) op, waaruit vanaf 1913 auteursrechtenorganisatie BUMA voortkomt.

Helga von Stavern

In mei 1911 verruilen Van Gilse en zijn vrouw Ada Rome voor München, waar Jan verder werkt aan Helga von Stavern (een fragment hieruit treft u in bijgaande videotrailer van 401Concerts 3 aan). Zijn voormalige Bremense collega-dirigent Egon Pollak heeft weliswaar grote bedenkingen bij het libretto maar laat zich gaandeweg zo meeslepen door de compositie dat hij in December aanbiedt het pianouitreksel te vervaardigen. In 1912 viert Van Gilse’s ‘Lebensmesse’ triomfen in Duitland en Nederland, wordt zijn eerste zoon geboren en op 18 augustus voltooit hij Helga von Stavern.

Op vleugels van verwachting dacht Van Gilse vervolgens via Pollaks connecties een opvoering aan de opera van Frankfurt te realiseren, maar de chef van dat huis wees die gedachte met een blik op het tekstboek resoluut van de hand. Uitgevers haakten na lezing eveneens af. Niet geheel verwonderlijk: net als Gerard von Brucken Focks gelijktijdig ontstane opera Jozal, is Helga von Stavern een ultieme poging om een intellectueel-moralistische opera te scheppen. Von Brucken Focks werk was moreel-religieus, dat van Van Gilse politiek-economisch. Dat twee zulke bewust anti-theatrale, intellectuele libretti tegelijkertijd bij Nederlandse componisten ontstonden kan nauwelijks toeval zijn, sterker nog: zoiets was (en is) waarschijnlijk even exclusief voorbehouden aan Nederland als de Peking opera aan China. Nadat de directeur van de opera van München hem aanried het werk een tijdje te laten liggen om het daarna om te werken, raakte de partituur begraven in Van Gilse’s bureaulade. Alleen op 28 november 1915 kwam het daar kortstondig uit voor een concertante uitvoering in het Concertgebouw van de ‘Verwandlungsmusik’ en de slotscène (vermoedelijk slechts het duet), als onderdeel van een concert met andere stukken van Van Gilse, gedirigeerd door hemzelf.

 VanGilseLogo150


Jan van Gilse: Lebensmesse (finale)
(2013 Vredenburg utrecht, Radio Filharmonisch orkest, Heidi Melton (s), Gerhild Romberger (a), Roman Sadnik (t) o.l.v Markus Stenz.)

Matthijs Vermeulen

Dat concert had de opmaat naar een complete opvoering moeten zijn maar het tegendeel gebeurde: na alle lof en roem die hem sinds zijn studiejaren was toegevallen,  publiceerde Matthijs Vermeulen de berucht geworden recensie die de reputatie van Van Gilse met één harde klap vernietigde. Vermeulen, recensent en, het moet gezegd, de enige revolutionaire componist die Brahms, Bruckner en Mendelssohn- minnend Nederland op dat moment telde, noemde Van Gilse een slaafse kopiist van Germaanse waarden. Dat hij zich liet voorstaan een Nederlands componist te zijn maar een Hollandse legende als Het vrouwtje van Stavoren op Duitse tekst dichtte, stond voor Vermeulen gelijk met een culturele uitverkoop van het vaderland. Nog schandelijker was het gegeven dat Van Gilse drie beroemde gedichten van Tagore op een Duitse vertaling had getoonzet terwijl er een Nederlandse vertaling van Frederik van Eeden bestond.

 VanGilseLogo150


Jan van Gilse: Gitanjali Nr. 1 'Der Schlaf, der auf Kindesauge ruht'
Brigitte Hahn (soprano), Netherlands Philharmonic Orchestra o.l.v. Hartmut Haenchen
(2001 Dutch Radio).

Deze erg persoonlijke aanval betekende voor Van Gilse het begin van het einde. Hij had de pech dat zijn Duitse vorming en laatromantische ziel waren gekleurd door de muziek van een natie die met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd gevreesd. Zijn voorkeur voor Duitse teksten en zijn uitspraken over de beperkingen van de Nederlande taal bestempelden hem in de ogen van Vermeulen tot een soort cultuurcollaborateur. Zijn werken, ondanks de vroege successen vrijwel niet gedrukt, konden zich niet verspreiden en werden later vrijwel niet meer opgevoerd.

 GIlseCD150Nonet


Jan van Gilse: Nonet (fragment)
Viotta Ensemble (CD NM Classics)

Voor Van Gilse werd het zaak een overlevingsstrategie te ontwikkelen. In 1917 werd hij dirigent van het Utrechts Stedelijk Orkest en voorzitter van de BUMA Stichting.

De polemiek met Willem Pijper

Waar nieuwe werken sinds 1915 konden rekenen op Matthijs Vermeulen in De Telegraaf kwamen daar in zijn Utrechtse enkele jaren ook de gitzwarte aanvallen bij van die andere revolutionair die tussentijds aan het firmament van de Nederlandse muziekwereld verscheen, de meer Frans georiënteerde recensent/componist Willem Pijper. Diens jarenlange bittere en persoonlijke aanvallen op Van Gilse in Het Utrechts Dagblad leidden na een concert dat Van Gilse in 1922 met het Utrechts Stedelijk Orkest dirigeerde tenslotte tot een conflict met het bestuur. Van Gilse eiste dat Pijper de toegang tot zijn concerten werd ontzegd. Toen die eis niet werd ingewilligd legde hij zijn functie neer. Hij was murw. Deze tragische controverse met grote consequenties voor Van Gilse werd in 1963 voer voor discussie nadat Van Gilse’s weduwe Ada het destijds geruchtmakende boek ‘Pijper contra Van Gilse’ publiceerde, waarmee postuum de reputatie van Pijper als mens en recensent met de grond gelijk werd gemaakt. Sindsdien staat Van Gilse te boek als het ultieme slachtoffer en Pijper als een snode intrigant. Pijpers kritiek op Van Gilse’s overwegend oubollige programmering was in de kern op zich misschien nog wel te begrijpen maar dat een serieuze krant één enkele recensent jarenlang week in week uit op één en dezelfde man in laat hakken is natuurlijk onbestaanbaar. Hoe het ook zei, zo kort voor haar overlijden was de wraak voor Van Gilse’s weduwe zoet.  

Duitsland

Van Gilse’s 'Vijfde Symfonie' en zijn 'Strijkkwartet' bleven na zijn vertrek uit Utrecht in 1922 onvoltooid achter en een vaste post als dirigent zat er voor hem in Nederland niet meer in.

 GIlseCD150Nonet


Jan van Gilse: ‘Strijkwartet' (opening section)
Ebony Quartet (CD NM Classics)

 GIlseCD150Nonet


Jan van Gilse: 'Trio voor fluit viool & cello' (opening section)
Marieke Schneeman (fluit), Marieke Blankenstijn (viool), Gert Jan Leuverink (viool) (CD NM Classics)

Er volgden jaren waarin hij te hooi en te gras in binnen- en buitenland klussen aannam alvorens zich in 1926 in Berlijn te vestigen. Ook daar achtervolgde het noodlot hem, want juist de man die door Vermeulen en Pijper cultuurcollaboratie werd verweten is wars van Nationalisme en Hitler. Als de Nazi’s in 1933 aan de macht komen en met hun anti-Joodse beroepsverboden komen, vertrekt Van Gilse naar Nederland om (op raadselachtige wijze) directeur van het Utrechts conservatorium te worden. Zijn werk als BUMA-voorzitter en dirigent zal hierin waarschijnlijk een grotere rol hebben gespeeld dan zijn reputatie als componist. Zijn BUMA werk viel trouwens internationaal op, want niemand minder dan Richard Strauss vroeg Van Gilse in 1933 een identieke Duitse auteursrechtenorganisatie op te komen zetten. Van Gilse bedankte voor de eer, uit angst de Nazi’s te helpen met hun cultuurpolitiek.

Thijl

 VanGilseLogo150


Jan van Gilse:Thijl 'Filips huivert op zijn troon'
1976 Holland Festival, John Bröcheler (Thijl), Marylin Tyler (Neele), Radio Philharmonisch Orkest, Groot Omroep Koor, o.l.v Anton Kersjes


Afgaande op Van Dijks biografie zou een normaal mens in Van Gilse’s positie intussen zijn bezweken aan de dreigende politieke ontwikkelingen enerzijds en de niet aflatende spanningen in het Nederlandse muzieklandschap anderzijds. Toch vindt Van Gilse als directeur van het Utrechts conservatorium een basis van waaruit hij ook als componist verder kan. Dit wordt ingegeven door twee onverwachte gebeurtenissen. Allereerst ontvangt hij in maart 1937 een brief van de directeur/eigenaar Richard Heuckeroth van de Nederlandsche Kamer Opera, een amateurgezelschap dat opera’s speelt in een bezetting voor solisten met een orkest van zes instrumenten. Heuckeroth vraagt van Gilse per brief om een opera voor zijn gezelschap te componeren. Van Gilse houdt aanvankelijk de boot af; het lot van Helga von Stavern was een goede leerschool. Hij zet Heuckeroth op een dwaalspoor door hem te vragen naar een geschikte librettist. Heuckeroth benadert en passant de Amsterdamse journalist Hendrik Lindt, die echter een voorkeur heeft voor Nico Richter als componist. Heuckeroth brengt Lindt en Van Gilse echter samen en er is een directe klik. Het project wordt echter in de kiem gesmoord als Van Gilse een voorstelling van Heuckeroths gezelschap bezoekt en halverwege de voorstelling hoofdschuddend de zaal verlaat. Terwijl Richter op tekst van Lindt het operaatje Amorijs voor Heuckeroth schrijft (dat nooit wordt opgevoerd) laat het idee van een nieuwe opera Van Gilse niet meer los.

In juni van dat jaar vond vervolgens met veel succes de première plaats van zijn koorwerk ‘Der Kreis des Lebens’, onuitgevoerd sinds 1929. Eind 1937 vond Van Gilse tenslotte een geschikt opera-onderwerp in Charles de Costers ‘De legende van Uilenspiegel en lamme Goedzak in Vlaanderenland en elders’. Begin 1938 benaderde hij Lindt, die het boek las en vervolgens een ontwerp voor een opera in een proloog en vier bedrijven naar Van Gilse opstuurde. Dat vond Van Gilse iets te lang waarop Lindt de vier aktes tot drie terugbracht. De titel verandert van Tijl in Thijl, omdat dit Van Gilse visueel meer aansprak. Ook in het libretto paste Van Gilse gaandeweg Lindts moderne spelling aan op de voor hem vertrouwdere oude spelling met ‘vischkoper’ in plaats van ‘viskoper’. Tussen september en 8 oktober voltooide Van Gilse de proloog. Het plan was verder een doorgecomponeerde nummeropera te scheppen naar laat-Verdiaans en Pucciniaans model en zeker geen Wagneriaans muziekdrama. Voor de couleur locale ging Van Gilse bij oud Nederlandse volksliederen en het Gregoriaans te biecht. De samenwerking met Lindt bleek zeer vruchtbaar, over en weer deden ze elkaar ideeën aan de hand en als in het najaar 1938 in de pers wordt gerept van plannen om de zoveelste Nationale Opera op te richten ziet Van Gilse daar een voorteken in: ‘We komen dus te rechter tijd, zoveel te meer, omdat ik de overtuiging heb, dat u en ik samen (zonder zelfoverschatting gezegd) de eerste werkelijk ‘nationale’ opera tot stand brengen (met mijn verontschuldiging voor het woord, dat de verfoeilijke schim van Hitler oproept).’Op 10 maart 1939 werd de eerste akte voltooid en met veel enthousiasme ving hij met het componeren van de tweede akte aan. Hij begon daarbij met de indrukwekkende marsscène aan het einde, die is gebaseerd op het oud Nederlandse liedje ‘Slaet op den trommele’.

Tussentijd realiseerde hij op 24 mei 1939, niet gehinderd door enige rancune en vanuit eigen initiatief de wereldpremière van de 'Derde Symfonie' van Matthijs Vermeulen in het Concertgebouw, zeventien jaar nadat de inmiddels in behoeftige omstandigheden verkerende toondichter deze had gecomponeerd.Na een periode van intensieve correspondentie met Lindt kwam de tweede akte af op 17 februari 1940. De muziek leek de tastbare oorlogsdreiging op te heffen en Van Gilse meldde enthousiast aan Lindt welke zangers hij in gedachten had: Theo Baylé als Thijl, Betty Rutgers met stand in Greet Koeman als Nele, Frans Vroons als Vischkoper en Johan Lammen als balladezanger. Ze organiseren dan ergens in mei een hoorlezing van de eerste twee bedrijven voor vrienden en journalisten maar de Duitse inval in Nederland doorkruiste dat plan. De compositie van de derde akte en de daarbij epiloog wordt daardoor eveneens onderbroken. Op vrijdag 29 november 1940 kon Van Gilse echter aan Lindt schrijven: ‘Thijl is voltooid! Ik ben overgelukkig mijn werk tot een goed einde te hebben kunnen brengen. […] In het bijzonder is – dunkt mij – geslaagd de overgangsmuziek van het derde bedrijf naar de epiloog, een treurmuziek voor den doodgewaanden Thijl.’Oorlog, verzet, doodEnthousiast als in zijn jonge jaren zond Van Gilse het bericht van de voltooiing naar het toonaangevende muziektijdschrift ‘De wereld der muziek’, denkende dat de landelijke pers dat bericht vanzelf zou overnemen. Het werd de zoveelste bittere teleurstelling uit zijn leven: slechts een enkele krant plaatste een berichtje en onder de Duitse bezetting kon van een opvoering verder geen sprake meer zijn. Wel gaf het Rotterdams Philharmonisch Orkest op 5 april 1941 de première van de ‘Treurmuziek’ uit Thijl onder leiding van Eduard Flipse in de Rotterdamse Koninginnekerk.

Verdere uitvoeringen konden niet plaats vinden omdat Van Gilse weigerde zich aan te sluiten bij de Kultuurkammer. Hij sloot zich tenslotte aan bij het kunstenaarsverzet. Ook zijn zoons gingen in het verzet en werden in 1943 en 1944 de een na de ander gefusilleerd. Lindt had zich intussen juist bij de SS aangesloten. De Nazi's joegen op zijn partituren maar die waren door een bibliothecaresse goed verstopt. Van Gilse waande zijn complete ouevre echter verloren en sleepte van onderduikadres naar onderduikadres het enige mee dat hem restte, de drie dikke cahiers van Thijl! Na de dood van zijn oudste zoon was Van Gilse mentaal gebroken en tijdens zijn tweede onderduikperiode bij Rudolf Escher in Oegstgeest openbaarde zich buikkanker. Op 8 september om 10 uur ‘s ochtends overleed hij onder pseudoniem (om Escher te beschermen) na een ellendig ziekbed in het diaconessenziekenhuis. Hij wordt in stilte onder een valse naam begraven in graf Nr. 343 op de begraafplaats van het Groene Kerkje in Oegstgeest. Na de oorlog kreeg het graf een monument in de vorm van een dodelijk gewonde strijder die zijn zwaard uit de ene hand laat vallen, terwijl hij met de andere de lier nog hoog houdt.

Epiloog

Ondanks de inspanningen van Ada van Gilse kon er kort na de oorlog geen sprake zijn van een opvoering van Thijl, iets waarvoor Ada en de intimi van haar man, waaronder Lindt, zich tot haar dood in 1965 veel moeite hebben gegeven. Hoewel deze situatie in de genoemde ‘eerste jaren na de oorlog’ natuurlijk begrijpelijk is, moet ook worden gezegd dat De Nederlandse Opera en het Holland Festival in de jaren vijftig springlevend waren. Het Holland Festival maakte een en ander tenslotte goed op 21 september 1976, toen het de concertante wereldpremière van Thijl in het Concertgebouw bracht. Vrijwel niemand kon zijn oren geloven: Jan van Gilse bleek 37 jaar eerder het absolute meesterwerk van de Nederlandse operaliteratuur te hebben gecomponeerd! Thijl werd vervolgens in 1980 scenisch uitgevoerd, wederom in het kader van het Holland Festival. Het leidde tot een opleving in de belangstelling voor de als componist vergeten Van Gilse. Sindsdien zijn een aantal belangrijke werken van hem uitgevoerd en ontsloten via radio-opnamen (‘Concertouverture’  Sulamith, Lebensmesse, ‘Variaties over een Sint Nicolaasliedje’, Thijl) of cd’s. Daaronder Symfonie 1, 2, 3 & 4 en de ‘Treurmars’ uit Thijl onder David Porcelijn op CPO en het 'Nonet', 'Quartet' en 'Trio' door het Viotta Ensemble en het Ebony Quartet op het cd-label van het Nederlands Muziek Instituut. Toch liggen er nog grote Van Gilse partituren uit vruchtbare dagen te wachten op hun doop, waaronder het muziekdrama Helga von Stavern, een van de mythische werken uit Nederlands operaverleden. Ook Thijl zou natuurlijk een nieuwe enscenering en een volwaardige, integrale cd-opname verdienen (de radio-uitvoering uit 1976 bracht alleen de eerste twee aktes). Hiervoor bestonden ook plannen. Musicoloog John Smith heeft een kritische editie van het werk voorbereid en het CPO was geïnteresseerd in een opname, maar door gebrek aan fondsen is dit plan op de lange baan geschoven. Dat is niet geheel verwonderlijk, want Thijl vraagt in zijn volle omvang alleen al om meer dan zestig vocale solisten, waarmee Van Gilse het geïnteresseerde programmeurs en theaters niet makkelijk heeft gemaakt.

Download 401Concerts 3 met Helga von Stavern

401COnc3Logo150De opname van ons derde 401NederlandseOperas concert in het Kröller-Müller Museum is downloadbaar via 401Concerts 3, met daarin naast de fragmenten uit Jan van Gilse's Helga von Stavern ook aria’s en duetten uit Daniël de Lange'Lioba, Cornelis Doppers De blinde van Casteel Cuillé, Gerard von Brucken Focks Jozal, Julius Röntgens Agnete en De lachende CavalierJan Brandts Buys’ De kleermakers van Marken (Die Schneider von Schönau) en Richard Hagemans Caponsacchi.