Cornelis Dopper (1870-1939)
De componist Cornelis Dopper is vooral bekend als een van de Nederlandse componisten in de Gouden Lijst van Het Concertgebouw Amsterdam. Tijdens zijn loopbaan werkte hij samen met grootheden als Richard Strauss, Gustav Mahler en Stravinsky. Zijn werk als tweede dirigent van het Concertgebouworkest 1909-1931 is goed gedocumenteerd. Als componist is hij vooral bekend gebleven door de ‘Ciaconna gotica’, en de ‘Rembrandt’, ‘Amsterdam’ en ‘Zuiderzee’ symfonieën. Van de vier opera’s die hij componeerde is geen noot bekend, terwijl met name De blinde van Casteel Cuillé (1894) en Het eerekruis (1902) in hun tijd erg succesvol waren. 401NederlandseOperas gaat in de komende jaren daarom deze opera’s samen met Doppers Fritjhof (1895), William Ratcliff (1900) en Mei-droom (1918) ontsluiten door aria’s, duetten en ensembles
401Concerts 3 (Video)
Download: € 7.99 |
401Concerts 3 (Audio)
Download: € 7.99 |
uit te voeren en deze via audio- en videodownloads toegankelijk te maken. De eerste opnamen zijn van de slotaria ‘Krassende raven’ en de daar aan voorafgaande arioso van Baptise, ‘O Margareta’uit De blinde van Casteel Cuillé, gemaakt tijdens 401Concerts Nr. 3 op 29 mei 2016 in het Kröller-Müller Museum. Baptise werd daar vertolkt door tenor Denzil Delaere en Margareta door sopraan Jolien De Gendt, aan de piano begeleid door Pieter Dhoore. De opnamen zijn downloadbaar via 401Concerts 3.
Tekst: René Seghers naar onderstaande bronnen en met hulp van Joop Stam.
Bronnen: Cornelis Dopper: De blinde van Casteel Cuillé (1894, pianouitreksel); Algemene Muziekencyclopedie (Zuid-Nederlandse Uitgeverij, 1957); Joop Stam: Schitteren op de tweede rang | Biografie Cornelis Dopper (1870-1939)(Stadskanaal, 2002); Leo Samama: tekstboek bij Chandos CD 9923 Symfonie Nr. 3 ‘Rembrandt’, Symfonie Nr. 7 ‘Amsterdam’, 2002); Hendrik Hachmer, Joop Stam en Erik van der Wal: Cornelis Dopper, componist tussen Mahler en Mengelberg (Veenkoloniaal Museum, 2010); Archieven NMI, MCO, TIN.
Partners: Nederlands Muziek Instituut, Kröller-Müller Museum
Cornelis 'Kees' Dopper (7 Februari 1870, Stadskanaal – 18 September 1939, Amsterdam) groeide op in de Groningse Veenkoloniën waar zijn ouders een logement bezaten. Zijn muzikale talent openbaarde zich al op jonge leeftijd. Het overlijden van zijn vader Lucas toen Cornelis vijftien was, gevolgd door het verscheiden van zijn moeder twee jaar later maakte logischerwijze grote indruk op de jongeling. Toen zijn 31-jarige zus Grietje datzelfde jaar met pianoleraar Johannes Kolkman trouwde, werd laatstgenoemde voogd. Kolkman huurde al enige jaren een kamer in het logement en gaf Cornelis ook piano-onderricht.
Conservatoriumjaren te Leipzig
‘Van Oscar Paul heb ik het meeste geleerd. Hij heeft mij de ogen geopend voor wat muziek eigenlijk is.’ (Cornelis Dopper)
In oktober 1888 werd Dopper toegelaten tot het Koninklijk Conservatorium van Leipzig. Hij studeerde er piano, viool, muziektheorie en muziekhistorie. Hij had daar onder meer les van Leo Grill en Carl Reinecke. Piano studeerde hij bij Karl Wendling, viool bij Friedrich Hermann en ensemblespel bij Benjamin Papperitz. Hij volgde de lezingen van Oscar Paul over muziekgeschiedenis en esthetiek. Paul legde een bijzondere interesse voor Dopper aan de dag en stond hem toe ook zijn lezingen aan de Universiteit van Leipzig te bezoeken, hetgeen Doppers levenslange interesse in de klassiek oudheid inluidde, met name de Griekse cultuur. Van deze interesse getuigt o.a. Doppers Vijfde Symfonie, de ‘Sinfonia Epica’ (1908) en ‘Päân No. 1 and 2’ (1915).
|
|
De blinde van het kasteel Cuillé
Financieel ging het de jonge Dopper in Groningen niet voor de wind. Zijn betrekking bij het Gronings Harmonieorkest leverde nauwelijks iets op, al gaf het hem wel de gelegenheid zijn composities uit te testen en te verfijnen. Het ging Dopper overigens ook psychisch niet erg goed. Afgaande op de beschrijvingen lijkt het gerechtvaardigd, te concluderen dat hij in deze periode leed aan depressies, wellicht mede veroorzaakt door zijn isolement in het hoge Noorden, dat bepaald niet aansloot bij de wereld die hij in Leipzig had leren kennen. Ook het ongeluk waarin hij (naar alle waarschijnlijkheid) een dienstmeisje had gestort na haar ongehuwd met een kind achter te laten voor hij naar Leipzig vertrok, kwelde zijn geweten omdat hij niet bij machte was haar financieel te ondersteunen. Uit deze periode dateren zijn vroegst bekend gebleven liederen: ‘Trost im Scheiden’ (1893) en ‘Ich will dich wiedersehen’ (1893).
Doppers nationale doorbraak volgde in 1894 met zijn eerste opera, De blinde van Casteel Cuillé(fragmenten hieruit treft u in bijgaande videotrailer van 401Concerts 3 aan). Hoewel de opvoering en het eclatante succes daarvan in dat jaar door De Nederlandse Opera een grote mijlpaal voor de jonge componist moeten zijn geweest, werd het vervolgens stil om hem heen. Overwerkt en depressief vertrok hij in 1895 daarom plotseling naar het kuuroord Bad Ems, waar Offenbach ooit jarenlang had gewerkt. Bad Ems was destijds een trefpunt voor de Europese monarchieën en adel. Er was veel werk voor klassieke musici, daar de fine fleur van Europa zich avond aan avond liet verpozen met klassieke muziek. De overwerkte Dopper vond er wel de rust die hij zocht, maar het werk waarop hij hoopte bleef uit.
Sophie Zimmermann
Na zijn terugkeer in Nederland, ontmoette hij Sophie Zimmermann, zuster van de beroemde violist. Zij werd Doppers even onsterfelijke als onbereikbare liefde. Het stel was onafscheidelijk nadat hij haar toevallig ontmoette in het Koninklijk Paleis te Amsterdam, maar de affaire kon de goedkeuring van haar ouders niet wegdragen. Zij stuurden het meisje naar familie in Darmstadt en Nykøbing in Denemarken, zover mogelijk van Dopper vandaan, die ze te lichtzinnig vonden. Vanuit Darmstadt en Denemarken ontstond er tot en met 1900 een intensieve correspondentie, die uiteindelijk onder druk van de familie net als de relatie eindigde. Wel bleven ze elkaar af en toe zien en Dopper droeg in het geheim al zijn composities aan haar op, zo blijkt uit zijn brieven. In deze jaren voor zijn vertrek naar Amerika presenteerde Dopper zijn eerste drie Symfonieën, Symfonie no. 1 ‘Diana’ (1896), Symfonie no. 2 ‘Scottish’ (1904) en Symfonie no. 3 ‘Rembrandt’ (rev. 1904). Op kamermuziekgebied noem ik hier nog de ‘Sonate voor viool (opt. cello) en piano’ (1904), waarvan de Vierde Symfonie (1909) een orkestrale bewerking is.
|
De ook daarna nog sterk op het Nederlandse landschap geïnspireerde titels van een aantal van zijn werken, met name die van zijn symfonieën leverden hem de bijnaam op de meest Hollandse onder de Nederlandse componisten te zijn.
De Rembrandt Symfonie
Nog voor zijn vertrek naar Amerika speelde Dopper zijn Derde Symfonie ‘Rembrandt’ voor aan Willem Mengelberg. Deze was onder de indruk en beloofde Dopper het werk te zullen uitvoeren. Op 24 mei 1906, kort voor Dopper naar New York vertrok, beleefde het werk zijn geestdriftig ontvangen première. Volgens de pers had Dopper in zijn muziek de Nederlandse luchten, zijn vergezichten en horizonten, alsmede zijn idyllische stilte gevangen in muziek, precies zoals Rembrandt deze geschilderd had.
|
Hoewel de symfonie niet voor de gelegenheid was gecomponeerd, was de uitvoering perfect getimed, want in 1906 werd Rembrandts driehonderdste verjaardag groots gevierd. Het succes was zo groot, dat Dopper op 17 mei 1908 zijn debuut als dirigent bij Het Concertgebouw Orkest mocht inluiden met het uitvoeren van zijn eigen symfonie. Het voorspoedige verloop van deze avond bepaalde zijn verdere leven en werken.
Butterfly! Butterfly!
Het eerstvolgende hoogtepunt in Doppers loopbaan was zijn aanstelling als dirigent van de Savage Opera Company, waarmee hij in het seizoen 1906/1907 en 1907/1908 kris-kras door Amerika trok om… Puccini’s Madama Butterfly te promoten. Op 8 september 1906 scheepte Dopper zich met dat doel in op de SS Statendam met bestemming New York. Eenmaal in New York werd begonnen met de repetities, waarna hij acht maanden lang vrijwel avond aan avond ergens een opvoering van Madama Butterfly dirigeerde. De tournee was een enorm succes. De pers stond overal op de perrons als de stoomlocomotief met de zeven Pullman wagons vol kostuums en toneelsets arriveerde, waarmee Dopper als een voorloper van André Rieu door het Amerikaanse landschap trok. Of Dopper zelf ooit had gedroomd de grootste Madama Butterly specialist te worden die de wereld ooit zou kennen valt te betwijfelen. Uit zijn reisverslagen, gepubliceerd in De Echo, blijk ook weinig enthousiasme voor de Amerikaanse cultuur. Tijdens de eindeloze reis van New York naar Vancouver, Detroit, San Francisco of Mexico zocht hij rust en troost in de natuur die in dergelijke exotische plaatsen overweldigend aanwezig was. Naast zijn getuigenis van de soms indrukwekkende landschappen en de musea en culturele manifestaties die hij overal bezocht, sprak hij destijds al zijn zorg uit over de vervuiling die de industrialisering met zich meebracht. Zo noemde hij Cincinatti ‘een stad van roest en rook’.
De vruchtbare jaren bij Het Concertgebouworkest
‘Ich habe Heute am kritischen Tag Deutschlands ihre famose [Amsterdam] Sinfonie gespielt. Sie wurde vom Orchester vortrefflich gespielt, hatte schönen Erfolg und hätte wohl noch besser gefallen, wenn das Publikum in bessere Stimmung gewesen wäre, als man Heute verlangen konnte. Mir hat Ihr Werk sehr gefallen und wünsche ich demselben eine weitere glückliche Zukunft.’ (Richard Strauss, 8 November 1918, Berlijn, aan de vooravond van de Duitse Revolutie)
Met zijn benoeming tot tweede dirigent van Het Concertgebouw Orkest begon voor Dopper de creatiefste periode in zijn leven. In twaalf jaar tijd componeerde hij nog vier symfonieën: de ‘Sinfonica Epica’ (1908), de Sinfonietta (1909), en de beroemde ‘Amsterdam Symfonie’ (1912) en ‘Zuiderzee Symfonie’ (1917).
|
|
De ‘Sinfonica Epica’ is feitelijk meer een oratorium, met een bezetting waarin een groot koor naast liefst elf vocale solisten de hoofdrol heeft. Indrukwekkend, maar vandaag de dag vrijwel onbetaalbaar, hetgeen de populariteit van het werk geen goed heeft gedaan. Verder componeerde Dopper in deze periode een ‘Concert voor Cello en Orkest’ (1910), een ‘Concertstuk voor Orkest’ met ongebruikelijke solo-instrumenten als de pauk en de trompet (1910), twee symfonische studies ‘Päân I’ en ‘Päân II’ voor groot orkest (1915), en een ‘Oud Hollandse Suite naar 17e eeuwse dansvormen’ (1915, een van de weinige werken van Dopper die regulier uitgegeven zijn). Zijn belangrijkste werk werd de ‘Ciaconna Gotica’, dat hij opdroeg aan het Concertgebouworkest. Willem Mengelberg en Otto Klemperer voerden dit internationaal uit, hetgeen Dopper destijds Europese roem bracht.
Verder schreef hij kamermuziek, daaronder liederen, een strijkkwartet waarmee hij een compositiewedstrijd won, en een aan het (in 1909) opgerichte Concertgebouw Sextet opgedragen ‘Sextet’ en ‘Klankstudie’. Van belang is ook zijn ‘Requiem’, dat hij in 1935, enkele jaren voor zijn dood voltooide en dat zijn première pas 70 jaar later in zijn geboortestad Stadskanaal zou beleven. Geliefd waren tijdens zijn leven ook de composities voor kinderen als ‘De Wilgen’, ‘De zeven boeven’ en ‘Tom en Tim’. In 1923 introduceerde hij ook jeugdconcerten in Het Concertgebouw. Voor zijn pedagogische werk kreeg hij destijds een Franse onderscheiding.
De Zuiderzee Symfonie
De première van de aan Karl Muck opgedragen ‘Zuiderzee Symfonie’ vond plaats op donderdag 18 april, 1918, een half jaar voor het einde van de Eerste Wereldoorlog. Het idee ontstond tijdens zijn zeiltochten langs de Zuiderzeekust in de zomer van 1917 en zijn eerste schetsen maakte hij aan boord van het jacht van de schilder Derk Meelis. De oude stadjes met hun kerktorens een carillons inspireerden hem, in het bijzonder Hoorn en Enkhuizen, waar ooit de schepen van de Oost-Indische Compagnie aanlegden. Naast natuurschildering geeft het stuk ook uitdrukking aan de Nederlandse geschiedenis op dit punt. Het had een internationaal succes met uitvoeringen in diverse wereldsteden onder Willem Mengelberg, Karl Muck, Pierre Monteux en Eduard van Beinum.
Henriëtte Siedenburg
Na zijn aanstelling bij het Concertgebouw vond Dopper een nieuwe liefde in de zangeres Henriëtte Siedenburg, voor wie hij de ‘Henriëtte wals’ componeerde. Hoewel dit aanvankelijk en ook voor langere tijd een gelukkige verbintenis was, die in 1909 tot een huwelijk leidde, hingen de ambities van Henriëtte vanaf het begin als een schaduw over de relatie. Doppers verhalen over Amerika hadden haar namelijk zo betoverd dat ze probeerde, hem over te halen zijn loopbaan bij Het Concertgebouw op te geven om zijn geluk te beproeven in de Verenigde Staten, waar hij zich weer met zijn geliefde opera’s bezig zou kunnen houden, en waar zij zichzelf een grootse carrière als alt toedacht. Het huwelijk hield stand tot een rijke, uit Amerika teruggekeerde zanger, Gantvoort, haar het hoofd op hol bracht met de belofte van haar in Amerika een ster te maken. Ze zette haar wil door en op 11 mei 1920 werd het huwelijk ontbonden. Dopper ondersteunde zijn ex evenwel tot zijn dood, waarna ze berooid en onbemiddeld naar Nederland terugkeerde.
Ciaconna gotica
|
De ‘Ciaconna gotica’ uit 1920 zou Doppers grootste succes worden en zijn muzikale reputatie wordt feitelijk door dit stuk bepaald. Ook na Doppers pensionering met een afscheidsconcert op 17 december 1931 zouden Mengelberg en zijn vrouw Tilly nauw contact met Dopper blijven houden. Mengelberg zou het werk ook blijven programmeren; in 1935 dirigeerde hij het in Genève, in januari 1939 dirigeerde hij het nog in Wenen. De recensent Franz Achilles schreef er over dat de ‘Ciaconna gotica’ hem in de opbouw deed denken aan de opwindende werken van Pieter Breughel. Hij karakteriseerde het werk om die reden als ‘gothisch’ van aard met een uiterst diepzinnig fundament.
Slotaccoord
Op 18 september 1939, in de nacht van zondag op maandag, maakte een hartstilstand een einde aan het leven van Cornelis Dopper. De dood kwam voor hem als een bevrijding. Het Concertgebouw verzorgde een publieke uitvaart met vele honderden belangstellenden. De trams onderbraken er hun rijschema voor en alle grote en kleinere bladen brachten verslag uit. De ‘Ciaconna Gotica’ en de ‘Zuiderzee Symfonie’ hadden groot succes tijdens de uitvoeringen van Willem Mengelberg met het Concertgebouworkest op 9 april en 8 december 1940. Met name de ‘Zuiderzee Symfonie’ werd op dat moment na de Duitse invasie beleefd als een Vaderlands statement, en kreeg een ovationeel applaus. Mengelbergs interpretaties van zowel de ‘Ciaconna Gotica’ als de ‘Zuiderzee Symfonie’ zijn bewaard gebleven en op CD uitgegeven door Audiophile Classics in 2004.
Polemiek met Matthijs Vermeulen
Doppers faam was bij leven niet onomstreden. Zijn grootste criticaster was de componist Matthijs Vermeulen die hem te Duits georiënteerd vond, ook als dirigent van Het Concertgebouw Orkest. De polemiek kwam tot uitbarsting tijdens een uitvoering van Doppers ‘Zuiderzee Symfonie’ in Het Concertgebouw op 24 november 1918. Vermeulen zat in de zaal en in de stilte tussen het slotakkoord en het applaus brulde hij ‘Leve Sousa!’, verwijzend naar de triviale marsen van die componist. Vermeulen werd daarop voor korte tijd de toegang tot Het Concertgebouw ontzegd, maar dit incident en een tweede verstoord concert hebben Doppers reputatie na de Eerste Wereldoorlog bepaald. Zijn taken aan Het Concertgebouw werden uitgekleed. Zijn roem als kindercomponist en promotor stoelt mede hierop dat hij geen abonnementsconcerten meer mocht dirigeren, maar zich moest beperken tot de zomer-, volks- en schoolconcerten en het instuderen van nieuwe werken. Bij afwezigheid van Mengelberg mocht hij diens taken waarnemen. Hij speelde wel een belangrijke rol in de communicatie tussen orkestleden en bestuur en het bevorderen van de arbeidsvoorwaarden van de musici. Tenslotte moest de man die ooit lovende brieven kreeg van Richard Strauss persoonlijk de gastdirigenten opwachten op Centraal Station, teneinde deze naar hun hotel te begeleiden. Uit loyaliteit tegenover Mengelberg en waarschijnlijk ook uit realiteitszin teneinde een definitieve breuk te voorkomen vanwege de gevolgen voor zijn levensonderhoud, heeft hij zich neergelegd bij deze vernederingen.
Met de zegen van Willem Pijper
Uiteraard zou Doppers carrière niet mogelijk zijn geweest als hij naast tegenstanders niet ook voorvechters had gehad. Daaronder bevond zich onder meer Willem Pijper. Die stelde, dat het Doppers pech was geweest in Amsterdam te zijn gestrand in plaats van in een grote stad in Duitsland of Oostenrijk, waar hij zeker internationaal weerklank had gevonden. Vandaag de dag zijn Doppers naam en werk verregaand vergeten, behoudens een handjevol radio-opnamen en drie aan hem gewijde cd-uitgaven. NM Classics nam in 1995 de ‘Ciaconna gotica’ en de ‘Zuiderzee Symfonie’ op. Chandos bracht in 2002 twee cd’s uit met o.m. de ‘Rembrandt Symfonie’ en de ‘Amsterdam Symfonie’.
Dat zijn roem tegelijk met zijn leven doofde is te begrijpen uit het gegeven dat avantgardistische tendensen in zijn door de natuur geïnspireerde werken nagenoeg ontbreken. Qua tijdsbeeld staat de ‘Rembrandt Symfonie’ niet heel ver af van Dvoraks’ ‘Symfonie uit de Nieuwe Wereld’. Verder is er een binding met Grieg en zou men kunnen vermoeden dat hij gaandeweg ook Sibelius heeft leren kennen. De ‘Amsterdam Symfonie’ uit 1912 verraadt de nodige invloed van Mahler. Het is mooie muziek, ze is toegankelijk en gebeiteld uit een gedegen symfonisch fundament. Tegelijkertijd zijn deze werken nooit hemelbestormend origineel zoals de beste werken van zijn beroemde Duitse tijdgenoten van Strauss en Mahler tot Reger of van Zemlinsky tot Korngold, om er maar een paar te noemen.
Dopper als operacomponist
Ik noem hierboven niet voor niets vier operacomponisten, want ondanks de volstrekte vergetelheid waaraan Doppers opera’s en zijn toneelmuziek voor Faust en Vondels Lucifer ten prooi zijn gevallen, getuigt de intensiteit waarmee hij aan juist zijn opera’s heeft gewerkt ervan dat zijn diepste ambities op dit destijds meest prestigieuze terrein lagen. Ook de pogingen van zijn vrouw Henriëtte om hem terug naar Amerika te lokken, werden door haar gedaan mede onder het mom ‘dat hij zich dan weer aan de opera zou kunnen wijden.’ Joop Stams biografie 'Schitteren op de tweede rang' gaat diep in op de opera’s: De blinde van Casteel Cuillé uit 1894 werd direct gevolgd door Fritjhof uit 1895, William Ratcliff uit 1900 en Het eerekruis uit 1902. Dit werd in 1918 gevolgd door het bijzondere muziekdramatische werk Mei-droom.
Van geen van deze werken is op het moment van schrijven ook maar een noot bekend, behoudens een museale opname van de slotaria ‘Krassende raven’ uit De blinde van Casteel Cuillé, gemaakt in 1983. Het is precies deze aria die 401NederlandseOperas tijdens haar derde concert op 29 mei 2016 in het Kröller-Müller Museum uitvoerde, samen met de daar aan voorafgaande arioso van Baptise, ‘O Margareta’. Baptise werd vertolkt door tenor Denzil Delaere en Margareta door sopraan olien De Gendt, aan de piano begeleid door Pieter Dhoore. De opnamen zijn downloadbaar via 401Concerts 3. Deze uitvoering moet het beginpunt zijn van de ontsluiting van al Doppers opera’s in hoogtepunten.
Doppers opera’s staan sterk in de Duitse traditie, maar getuige de genoemde waanzinsaria en de dramatische libretti van zijn verdere opera’s tot 1902 zijn zekere veristische effecten in de thematiek hem niet vreemd. Wagner is in muzikaal opzicht overigens niet de belangrijkste invloed. De vroege werken tot en met Het eerekruis uit 1902 laten wellicht laat horen hoe Brahms en Bruckner zouden hebben kunnen klinken als ze zich tot het componeren van opera’s op Wagneriaanse leest aangetrokken hadden gevoeld. Daarna valt er een lange pauze in Doppers ontwikkeling als dramatisch componist waaraan pas een einde komt met de toneelmuziek voor Faust uit 1914. Het uitzonderlijke concept van het Gesammtkunstwerk Mei-droom uit 1918 prikkelt de verbeelding, maar omdat het nooit tot opvoering kwam is er niets over bekend. Momenteel is dit werk onderwerp van verdere studie, net als de toneelmuziek bij Vondels Lucifer uit 1929, heel laat in zijn scheppende leven. Ook van deze werken hopen wij te zijner tijd delen te ontsluiten.
Een Dopper revival?
In 1983 werd een aria uit De blinde van Casteel Cuillé uitgevoerd voor de Theater Instituut Tentoonstelling ‘Van Bree tot Breuker’, met Anne Marie Dur als sopraan en Marius van Paassen als pianist. In 1991 werd de Stichting Cornelis Dopper opgericht. In 1995 verscheen de genoemde MN Classicss CD met ‘Ciaconna Gotica’ en de ‘Zuiderzee Symfonie’ met het Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Kees Bakels. In 2001 publiceerde Chandos een CD met ‘Symfonie nr. 2’ en de symfonische studies ‘Päân I’ en ‘Päân II’, gespeeld door het Residentie Orkest o.l.v. Matthias Bamert. In 2002 verscheen een biografie van Dopper en publiceerde Chandos een tweede Dopper CD, nu met de ‘Rembrandt Symfonie’ en de ‘Amsterdam Symfonie’, wederom met het Residentie Orkest o.l.v. Matthias Bamert. In 2004 gaf Audiophile Classics een CD uit met Mengelbergs uitvoeringen van de ‘Ciaconna Gotica’ en de ‘Zuiderzee Symfonie’ met het Concertgebouworkest van 9 april en 8 december 1940. In 2005 gaf het Noord Nederlands Orkest in Theater Geert Teis te Stadskanaal de wereldpremière van de uit 1896 daterende Eerste Symfonie ‘Diana’. In het Veenkoloniaal Museum te Veendam werd van 18 september 2009 tot en met 14 februari 2010 een expositie georganiseerd ter herdenking van Doppers zeventigste sterfdag. Tegelijkertijd vond daaromheen een Dopper-festival plaats waarbij onder meer het Noord Nederlands Orkest en het Farkas Quintet Amsterdam betrokken waren. Onderdeel van het festival was de première van het verloren gewaande ‘Requiem’ uit 1935. Dopper-biograaf Joop Stam vond het terug in de archieven van het Nederlands Muziek Instituut en reconstrueerde een uitvoeringsrijpe partituur in samenwerking met Marinus Degenkamp. Op 13 februari 2010 werd een Dopper standbeeld onthuld op het Raadhuisplein in zijn geboorteplaats Stadskanaal, vervaardigd door Loek Bos. Op 29 april 2016 werden op het derde 401NederlandseOperas Concert in Het Kröller-Müller Museum Baptiste’s wanhoopsarioso ‘O Margareta’ en de daaropvolgende waanzinsaria van Margareta, ‘Krassende raven’ uit De blinde van Casteel Cuillé uitgevoerd door tenor Denzil Delaere en sopraan Jolien De Gendt aan de piano begeleid door Pieter Dhoore.
Download 401Concerts 3 met De blinde van Casteel Cuillé
De opname van ons derde 401NederlandseOperas concert in het Kröller-Müller Museum is downloadbaar via 401Concerts 3, met daarin naast De blinde van Casteel Cuillé ook hoogtepunten uit Willem Landré's De roos van Dekama, Daniël de Langes Lioba, Gerard von Brucken Focks Jozal, Julius Röntgens Agnete en De lachende Cavalier, Jan van Gilse's Helga von Stavern, Jan Brandts Buys’ De kleermakers van Marken (Die Schneider von Schönau) en Richard Hagemans Caponsacchi.
Tickets voor 401Concerts 3 in het Kröller-Müller Museum
Via de website van het Kröller-Müller zijn kaarten voor het concert op 29 mei 2016 te koop via deze www.krollermuller.nl/401nederlandseoperas. Het concert is onderdeel van een bijzondere presentatie. De prijs van euro 85 is inclusief alle hapjes en drankjes en meet & greet met de musici. U steunt hiermee dit project dat vanwege het unieke karakter van de eenmalige uitvoeringen, bedoeld om dit vergeten muzikale erfgoed vast te leggen op beeld en geluid, veel kostbaarder is dan concerten die eindeloos kunnen worden herhaald
< Jan van Gilse (1881-1944) | Gerard von Brucken Fock (1859-1935) > |
---|