Daniël de Lange (1841-1918)
‘Het weinige wat er van zijn muziek uit deze periode is uitgegeven, toont over het algemeen een rijker harmonisch palet dan waarover de meeste van zijn landgenoten toen beschikten, en ook zijn harmonische inventie is vaak expansiever.’ (Eduard Reeser)
‘Ik heb een diepe vereering voor Lioba ; ik eer de doordringende accenten ervan; ik eer al de begeleidingsmotieven: dat van het vaste geloof van Tancolf, van Lioba’s liefde, van Tancolfs hartstocht (een andere dan die van Lioba); Lioba’s bekentenis (haar steeds zuivere liefde) en de bewonderenswaardige koren der elfen. Al die elementen vormen een volmaakt samenhangend geheel. Het koor der elfen in den aanvang, na een mooi voorspel van het orkest, maakt een aangrijpenden indruk. Den in hooge zielenstemming de gedeelten, waarin het schooner gedicht van Fr. Van Eeden met groote ontroering op den voet gevolgd wordt. Gedurende het zeggen van den bas laten de bassen zich in snel tempo hooren, wat een machtige uitwerking heeft. De 4/8e maat,door Lioba gezongen, is buitengewoon meeslepend. Welk een reinheid! Al die dalende none-accoorden hebben een hoogst ontroerende uitwerking. Als Lioba zingt, ‘O noem geen droom, wat een vederlicht ontwaken…’ op e g# b d f# (de toonladder) weet men niet wat men meer bewonderen moet: de techniek of de ontroerende kracht. ‘t Is bewonderenswaard.’ (Charles Tournemire, ‘Oordeel van den Franschen componist Charles Tournemire’, Het Nieuws van de Dag, 15 maart 1906.)
401Concerts 3 (Video)
Download: € 7.99 |
401Concerts 3 (Audio)
Download: € 7.99 |
‘Daniël de Lange was een man met een visie. Hij vond dat kinderen op jonge leeftijd met muziek in aanraking moesten komen, omdat muziek de ziel raakt terwijl taal vooral het hoofd ontwikkelt’. (Laura de Lange in ‘Op de bres voor een muzikale familie’, 2011)
Daniël de Lange was muziekpedagoog, dirigent, recensent en componist. Hij schreef kamermuziek, werken voor piano en orgel, enkele orkestwerken waaronder een nog steeds gespeelde symfonie, een befaamd Requiem en en een hele plus een halve opera, respectievelijk De val van Kuilenburg (1878) en de dramatische scène op tekst van Frederik van Eeden, Lioba (1906). Tot slot noemen we nog de toneelmuziek die hij componeerde bij de entr’actes in Victor Hugo’s Hérnani. Van Lioba voerde 401NederlandseOperas op 29 mei 2016 in het Kröller-Müller Museum Otterlo de orkestintroductie uit in bewerking voor piano en viool. Pianist was Pieter Dhoore, violiste Ann Vancoillie. Kaarten voor het Kröller-Müllerconcert op 29 mei 2016 zijn te koop via deze ticketlink.
Tekst: René Seghers
Bronnen: Partituur Lioba (1906); Anton Averkamp, ‘Levensbericht van Daniel de Lange’, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1918.); Eduard Reeser, ‘Een Eeuw Nederlandse Muziek 1815-1915’, Querido, 1986); Hoestekst bij ‘Van Eyken, Samuël De Lange sr., Samuël de Lange Jr., Daniël de Lange’ (LP Marcato MR 08502, Haags Gemeentemuseum, 1980s); Johan Kolsteeg en Huib Ramer, ‘Daniël de Lange’, Honderd Componistenboek, Gottmer, Haarlem, 1997); Boekje bij ‘Liederen Samuel de Lange jr – Daniël de Lange’ (2007, SDLCD0701); Laura de Lange in ‘Op de bres voor een muzikale familie’, onbekend tijdschriftknipsel, 2011); Correspondentie met Jacques Kleverlaan, auteur van een nog ongepubliceerde studie naar leven en werken van Daniël de Lange, 2015); Daniël de Lange (www.stichtingdelange.nl).
Partners: Nederlands Muziek Instituut, Kröller-Müller Museum
Foto's: NMI, Stichting Daniël de Lange, 401DutchOperas.com archief
Tickets 401Concerts 3 via ticketlink.
Daniël de Lange (Rotterdam, 11 juli 1840 – Point Loma, Californië, 30 januari 1918) kreeg zijn eerste muzieklessen samen met zijn één jaar oudere broer Samuel jr. van vader Samuel de Lange sr. Deze was organist, zijn moeder was Johanna Molijn. Zijn vader onderwees hen kerkmuziek en muziektheorie en gaf de kinderen orgelles. Van 1851 tot 1854 bezocht Daniël de Toonkunstmuziekschool te Rotterdam waar hij les kreeg van Simon Ganz (violoncello), Johannes Verhulst (theoretische vakken) en Johannes Franciscus Dupont. De volle reikwijdte van zijn muzikale gave openbaarde zich voor het eerst echt op elfjarige leeftijd in een compositie voor koor en solisten op tekst van psalm 137, die hij ook zelf bij de uitvoering dirigeerde. In 1855 ging de toen veertienjarige Daniël naar Brussel, om verder te studeren bij Bernard Damcke (compositie) en Jaak Lemmens (orgel) en vooral bij cello-virtuoos Adrien François Servais. Gedurende drie jaar woonde hij samen met zijn broer Samuel jr (1840-1884) bij Servais in huis.
Concertreizen door Oost-Europa
In 1958, op 17-jarige leeftijd maakte Daniël samen met Samuel jr. concertreizen als piano/cello duo door het toenmalige Oostenrijk-Hongarije. Zij vestigden zich in Wenen, waar ze ook debuteerden. Van Polen tot Roemenië vierden zij triomfen die resulteerden in een aanstelling aan het conservatorium te Lemberg (het huidige Lwów in Polen). Daar gaven ze van 1860 tot 1863 les.
Parijs
|
In 1863 keerden de broers terug naar Rotterdam. Daniël werd benoemd tot celloleraar aan de muziekschool aldaar waar hij Simon Ganz opvolgde. Hij kon in de kleinburgerlijke Rotterdamse muziekscène echter niet aarden. Hij noemde de stad een ‘treurig muzieknest met de allerhoogste pretentieën’ en vertrok in 1864 naar Parijs, waar hij licht verveeld afscheid nam van zijn carrière als cellovirtuoos om zich te manifesteren als organist en koordirigent. In Parijs kwam hij in contact met componisten als Berlioz, Saint-Saëns, Lalo, Bizet, Massenet en Vieuxtemps. Hij gaf er ook compositielessen, onder meer aan Ernest Chausson. Het is in Parijs dat zijn eerste composities (o.a. pianowerken, liederen en de 1e Symfonie opus 4, (opgedragen à ‘mon ami Edouard Lalo’) werden gedrukt.
|
Op 5 augustus 1869 trouwde Daniël met Lide van Oordt, tijdens dezelfde ceremonie waarbij zijn broer Samuel jr Lide’s zus Aafje van Oordt huwde. Uit het huwelijk tussen Daniël en Lide werden twee zoons en vier dochters geboren, waavan er eentje kort na de geboorte overleed. De website van de familie De Lange merkt in deze periode nog op dat De Lange’s fascinatie voor Palestrina en destijds vergeten meesters als Sweelinck uit deze periode stamt, waarin hij zelf een uniek ’Requiem’ schreef voor a-capella-dubbelkoor waarin die fascinatie duidelijk hoorbaar is. Parijs markeerde ook zijn kennismaking met de muzikale avant-garde van zijn tijd, Wagner, Berlioz en Liszt, voor wie hij in tegenstelling tot zijn broer veel bewondering had.
|
Didactische missie in Amsterdam
'… a choir the fortissimo of which would drown the biggest of our feebly monstrous choral societies, and the pianissimo of which almost embraces perfect silence.' (Bernard Shaw)
Tijdens zijn vakantiedagen in 1870, doorgebracht te Rotterdam, brak de Frans-Duitse oorlog uit en besloot De Lange in Nederland te blijven. Hij begon als leraar aan de muziekschool van de Maatschappij ter bevordering van de Toonkunst (MtbvdT) in Amsterdam. Zijn didactische missie daar resulteerde medio 1873 nog in het stichten van de muziekschool te Zaandam en in 1875 in het oprichten van een Leidse afdeling van de MtbvdT. In 1877 werd hij er secretaris, een functie waarin hij tot 1909 grote invloed op het Nederlandse muziekleven uitoefende. Zijn betekenis voor de koorwereld en als actief lid van de Vereeniging voor Nederlandsche Muziekgeschiedenis was groot. De Lange was ook de eerste betaalde muziekcriticus van Nederland bij ‘Het Nieuws van de Dag’. Hij werd er zowel bewonderd als gevreesd om zijn scherpe pen. Zijn in 1881 opgerichte a-capella koor met solisten als sopraan Aaltje Noordewier-Reddingius, bariton Johannes Messchaert en tenor Johan Rogmans genoot na een beroemd geworden uitvoering in Wenen wereldfaam met uitvoeringen van Nederlandse en Italiaanse werken uit de Renaissance.
De Lange's grootste verdienste ligt wellicht in de oprichting (samen met Frans Coenen, Julius Röntgen en Johannes Messchaert) van het eerste conservatorium van Nederland, dat van Amsterdam. Hij gaf er compositieles, solfège en muziekgeschiedenis en volgde in 1895 Julius Röntgen op als directeur.
Als dirigent introduceerde hij onder meer Berlioz’ Damnation de Faust en de 3e en 7e Symfonie van Bruckner. Daarnaast maakte hij een uitvoerige musicologische studie van de Oosterse Gamelan-muziek.
Theosofie en emigratie naar Amerika
Nadat Lide op 28 april 1910 overleed, hertrouwde Daniël met Anna Maria Gouda. Het stel raakte gaandeweg geïnteresseerd in de theosofie. In 1914 vertrokken ze samen naar Point Loma in Californië waar het hoofdkwartier van de theosofische gemeenschap is gevestigd. Daniël werd er directeur van het conservatorium en schreef er zijn ‘Thoughts on Music’. Hij overleed in Point Loma medio 1918.
Daniël de Lange als componist
‘Van de drang tot scheppen was hij niet bezeten of misschien heeft hij die ook moeten onderdrukken.’ (Sem Dresden over Daniël de Lange)
‘De uitvoering van het Requiem in 1993 door het Nederlands kamerkoor maakte veel indruk. Deze verlate wereldpremière had plaats in Parijs, de stad waar De Lange het werk in 1868 had geschreven en waaraan hij zijn belangrijkste muzikale impulsen te danken had.’ (Johan Kolsteeg en Huib Ramer, ‘Daniël de Lange’, Honderd Componistenboek, Gottmer, Haarlem, 1997)
|
Bij het lezen van de beknopte opsomming van De Lange’s theoretische, didactische en programmatische bezigheden zal het niemand verbazen dat zijn oeuvre beperkt is. Toch kent het enkele stukken die sinds de jaren tachtig van de 20e eeuw sporadisch worden uitgevoerd, vooral zijn symfonie, enkele koorwerken en liederen. Interessant zijn De Lange’s orkestliederen op teksten van de Tachtigers Frederik van Eeden en Albert Verwey. Daarnaast schreef hij ook kamermuziek, werken voor piano en orgel, enkele orkestwerken waaronder de genoemde symfonie en een hele plus een halve opera, respectievelijk De val van Kuilenburg (1878) en de dramatische scène op tekst van Frederik van Eeden, Lioba (1906). Van belang in de context van deze op dramatische muziek georiënteerde website is verder de toneelmuziek die hij componeerde bij de entr’actes in Victor Hugo’s Hérnani. Johan Kolsteeg en Huib Ramer beschrijven zijn oeuvre in de geest van Berlioz, Liszt en Wagner waarbinnen De Lange gaandeweg een eigen stijl ontwikkelde waarin gedurfde harmonieën samengaan met principes die hij aan de oude muziek ontleende. Zo gaan in het genoemde ‘Requiem’ invloeden van de renaissance polyfonie samen met eigentijdse chromatiek.
Operacomponist
‘Groot is het aantal zijner werken niet en hij heeft er ook nooit naar gestreefd ze te doen uitvoeren. Elke propaganda in die richting was hem onsympathiek en hij kon het ook niet goed verdragen, als anderen dit wèl deden voor zich zelven. Toch was hij er niet ongevoelig voor, wanneer op ongedwongen, ongezochte wijze, zijne werken tot uitvoering kwamen. Slechts een enkelen keer meende hij zich zelven als componist te mogen lanceeren; zoo o.a. toen hij in den stadsschouwburg te Amsterdam zijne muziek bij Fred. van Eeden's 'Lioba ' ten gehoore bracht. Maar, ofschoon hij toch een opera voltooid in portefeuille had, nl. 'De val van Kuilenburg', op tekst van H. de Veer en hoewel hij door zijne invloedrijke relatiën met alle operagezelschappen die gedurende de laatste jaren zijn opgetreden, gemakkelijk een opvoering daarvan had kunnen tot stand brengen, heeft hij nooit getracht dit te doen.’ (Anton Averkamp, ‘Levensbericht van Daniel de Lange’, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1918.)
Van De Lange’s opera’s en toneelmuziek is vandaag de dag geen noot meer bekend, maar een stukje van de Lioba partituur sierde parmantig de omslag van de genoemde plaatuitgave in de jaren tachtig van het Haags Gemeentemuseum met werk van vader en beide zoons. De partituur van De val van Kuilenburg staat te boek als ‘verloren’. Wellicht ging er met dit onuitgevoerde jeugdwerk uit 1878, een historische grand opéra, niet heel veel van waarde verloren maar qua insteek en omvang is het wel een van De Lange’s meest ambitieuze composities. Voor zover bekend is er eenmalig een aria uit vertolkt door de sopraan Marie Sablairolles op een zondagmiddagconcert op 10 januari 1878 in Het Park in Amsterdam. Het Parkorkest begeleidde en de recensent van Caecilia had er het volgende over te zeggen:
‘Ik betwijfel ten sterkste, of de heer D. de Lange tevreden is geweest met de voordracht eener aria uit zijn opera ‘De val van Kuilenburg’. Ik voor mij geloof ten minste dat van die aria veel meer te maken is dan mej. Sablairolles deed, en had gaarne gezien, dat de eerste uitvoering eener proeve van Nederlandsche dramatische muziek wat gelukkiger was uitgevallen. Te oordelen naar deze aria, die ik met belangstelling aanhoorde, is ‘De val van Kuilenburg’, een opera van de oude richting, d. i. een opera met op zichzelf staande aria’s, duetten enz., met tekstherhalingen, misschien ook wel met dialoog, hoewel ik dat niet met zekerheid durf zeggen. De tekst, vervaardigd door den heer H. de Veer, is ontleend aan een historisch feit. Dezelfde stof werd ook door van Lennep bewerkt I in zijn geestig verhaal ‘Eene schakeling in de 17e eeuw’. Op welke wijze dichter en componist in ‘t algemeen hun taak hebben opgevat, is mij nog onbekend; het programma bevatte wel het historische feit in zijn geheel, maar niet een plan van het zangspel.’ (Muziektijdschrift Caecilia, 1878)
Jacques Kleverlaan meldt in zijn nog ongepubliceerde studie naar Daniël de Lange’s leven en werken, dat bijna tien jaar later, juni 1887, berichtjes in de kranten verschenen over een mogelijke uitvoering van De val van Kuilenburg met als beoogde locatie de Parkschouwburg. De opvoering zou plaatsvinden in september 1887 tijdens het in Amsterdam te houden Letterkundig Congres. Zover kwam het echter niet door organisatorische en financiële problemen. Tijdens dat Congres had Daniël de Lange eenmalig in de Stadsschouwburg wél de muzikale leiding, maar enig fragment uit zijn opera stond daar niet op het programma.
De manuscript partituur van zijn muzikaal volwaardige dramatische scène Lioba uit 1906, op tekst van Frederik van Eeden overleefde in de archieven van het Nederlands Muziek Instituut. De pianoreductie daarvan is door 401NederlandseOperas speelklaar gemaakt en de orkestintroductie werd gespeeld op 401Concerts 3 in het Kröller-Müller Museum te Otterlo, 29 mei 2016 (een fragment hieruit treft u in bijgaande videotrailer van 401Concerts 3 aan). Pianist was Pieter Dhoore, violiste Ann Vancoillie. Het betrof een wereldpremière in de moderne tijd en ook de eerste opname van een fragment van het werk ooit. De opname is verkrijgbaar via 401Concerts 3 download.
Herwaardering
Aan het eind van de 20e eeuw is Daniël de Lange’s oeuvre voorzichtig maar opnieuw in de belangstelling komen staan. Het eerste wapenfeit was een ongedateerde langspeelplaat uit de jaren 80 in de Haagse Museumserie met werken van alle drie De Lange’s en Gerrit Jan van Eyken, vertolkt door sopraan Wendela Bronsgeest.
|
Daniël was hierop vertegenwoordigd met het lied ‘Du liebst mich nicht’ (op tekst van Heine) uit ‘Lieder und Gesänge’ opus 10 en met zijn in Parijs gecomponeerde opus 1, de ‘Variations et Allegro fugué’ (opgedragen aan zijn leraar Johannes Verhulst). Het door Willem Noske herontdekte ‘Requiem’ (1867, Parijs) verscheen in 1993 op een met een Edison bekroonde cd. Deze cd werd in 2006 gevolgd door de cd uitgave van De Lange’s 'Symfonie opus 4'. Daarnaast zijn er door de jaren heen diverse uitgaven verschenen met daarop een of meerdere liederen van Daniël de Lange, zijn vader Samuel sr. en zijn broer Samuel jr.
|
|
In 2004 won Jan Willem Terwens scriptie “Daniël de Lange en de Gamelan” de prestigieuze Jan Pieter Heye prijs en sinds 2005 is er een heuse Stichting De Lange, opgericht door een verre kleindochter: Laura de Lange, zelf pianist. Doelstelling is het werk van de broers onder de aandacht te brengen via uitvoeringen, uitgaven en vooral ook cd-opnamen. Laura: ‘Het lag niet voor de hand want thuis is er nooit over onze afkomst gesproken. Maar op het conservatorium daagde langzaam het besef dat ik toch echt bijzondere, muzikale voorouders had. Die broers moeten terug op de concertpodia, daar maak ik mij sterk voor.’
Na het De Lange-jaar 2011 met meerdere uitvoeringen gewijd aan de broers, filmde 401NederlandseOperas in 2015 een uitvoering van Daniël de Lange’s Symfonie in Utrecht. In 2016 verscheen een cd met Nienke Oostenrijk waarop twee liederen van Samuel jr. prijken. In mei volgde de genoemde uitvoering van het voorspel tot Lioba, het jongste wapenfeit in de bescheiden maar boeiende Daniël de Lange renaissance.
Download 401Concerts 3 met Lioba
De opname van ons 401Nederlandse Operas concert is downloadbaar via 401Concerts 3, met daarin naast Daniël de Langes Lioba ook aria’s en duetten uit Willem Landré's De roos van Dekama, Cornelis Doppers De blinde van Casteel Cuillé, Gerard von Brucken Focks Jozal, Julius Röntgens Agnete en De lachende Cavalier, Jan van Gilse's Helga von Stavern, Jan Brandts Buys’ De kleermakers van Marken (Die Schneider von Schönau) en Richard Hagemans Caponsacchi.
< Willem Landré (1874-1948) | Julius Röntgen (1855-1932) > |
---|