401Concerts 5 Heldentenor arias 1893-1940

Op 15 juli 2017 vond in samenwerking met het Nederlands Muziek Instituut (NMI) 401Concerts 5 plaats in de Oude Kerk van Scheveningen (14.30 uur, gratis entree). Tenor Hendrik Vonk, recitante Lilian van de Zande  en pianist Wolter Willemsen vertolkten daar aria’s uit het Nederlandse Heldentenor repertoire 1893 - 1940, uit de archieven van het NMI. Aan bod kwamen:


Willem Henri Lucas: Béla?  (1893)
Cornelis Dopper: Frithjof (1895)
Robert Vorstman: Seelenkampf (1898)
Marinus Cornelis van de Rovaart: Liefde (1899)
Cornelis Dopper: William Ratcliff (1900)
Ernest W. Mulder: Daphne (1935)
Carel OberstadtDe Scheveningers (1940)

 
130COncert4401Concerts Nr. 4 (Audio)
Download: € 7.99
401ConIV130401Concerts Nr. 1 (Video)
Download: € 7.99

 

Initiatiefnemer René Seghers: 'Ons vijfde concert was een try-out voor de volgende fase in ons 401NederlandseOperas project. In die nieuwe fase gaan wij vanaf september 2017 Nederlands opera repertoire in studiocondities opnemen. Daarvan verschijnen tzt ook cd-uitgaven.'

Zowel cd-uitgaven als studio-opnamen waren nooit de bedoeling. Seghers gaf de voorkeur aan concertopnames in open wisselwerking met het publiek. Cd's waren namelijk een even mooi als geldverslindend medium dat onmogelijk kostendekkend te maken was. Dat is het nog steeds niet, maar vanaf het allereerste concert vroegen de solisten in koor om het repertoire ook apart op te nemen, omdat ze dan in alle rust van aria naar aria en van duet naar duet in takes de moeilijkste stukken perfect zouden kunnen registreren. Uiteindelijk wist tenor Hendrik Vonk Seghers ervan te overtuigen dat dit inderdaad de juiste weg was voor het lastig te bezetten Nederlandse Heldentenorrepertoire 1840-1952 en het dramatische sopraanrepertoire in de vroege twintigste eeuw.

Willem Henri Lucas: Béla? (1893)

Willem Henri Lucas (1858-1936) heeft vermoedelijk gestudeerd aan de Koninklijke Muziek- en Zangschool in Den Haag, en daarna bij Gaston Salvayre in Parijs. Hij was van 1890 tot en met 1896 actief als opera- en operettedirigent aan theaters te Grenoble, Antwerpen, Le Mans en Namen. Naast salonmuziek en gelegenheidswerken bleven de voltooide eerste akte van zijn opera, Béla? uit 1893 en de operette Le voyage aux Alpes uit 1897 bewaard. Op de vleugels van jeugdig enthousiasme begon Lucas rond 1893 aan de compositie van Béla?, waarvan hij het grootste deel van de eerste akte voltooide. Het lijkt erop dat het bij dit in de archieven van het NMI bewaard gebleven torso is gebleven. Wellicht had hij gehoopt met deze eerste akte de handen voor een opvoering op elkaar te krijgen in een van de Franstalige provincietheaters waar hij dirigeerde, maar een blik op het krakkemikkige tekstboek volstaat om te begrijpen dat dit een illusie was. Aan de plot ligt het niet, want het clichéverhaal rond een zigeunerachtige bandiet die uit liefde voor een meisje probeert zijn verleden achter zich te laten was een geliefd thema in literatuur en opera. Aan kampvuur en Arpad & Rilana-romantiek heeft Béla? bepaald geen gebrek. Het zijn de amateuristische verzen zelf die de karakters gaandeweg in karikaturen veranderen. De muziek daarentegen is fris en vol ambitie. Je hoort de grote operadromen van de jonge Lucas terug in de sprankelende 'Air de Farkas', waarin roverhoofdman Farkas zijn bende bij een onheilspellend kampvuur uitlegt dat hij het oogstfeest wil bezoeken waar hij een jaar eerder een meisje ontmoette dat hij niet kan vergeten. Zijn bende moet hem beloven zich daar netjes te gedragen in plaats van de feestende dorpelingen te vermoorden en te beroven. Dit keer moeten ze hem namelijk helpen het hart van een meisje te veroveren in plaats van haar goud! Om zijn identiteit te verhullen moeten ze Farkas daar aanspreken als 'Béla'!

Robert Vorstman – Seelenkampf (1898)

Zelfs als men alle benepen onzin die onze voor- en naoorlogse muziekrecencenten hebben uitgekraamd over vaderlandse muziek even vergeet kan worden gesteld dat het Duits georiënteerde Heldentenorgenre in Nederland tot in de jaren 1920 schatplichtig blijft aan Wagner. Na 1900 kwamen daar wel in snel tempo alle turbulente moderne ontwikkelingen bij, maar  tussen 1886 en 1898 had literator, advocaat en amateurcomponist Robert Vorstman (1843-na 1933) voor zijn versie van Goethe's Faust in het Germaanse stijlgebied alleen Wagner en Goldmark als referentiekader. De Italiaanse school was Vorstman vreemd maar Goldmarks Königin von Saba heeft hij naast Tannhäuser voor zijn Faustversie zeker gespeld. Vorstman genoot als amateurcomponist enige faam sinds Alsbach in 1886 een bundel met 33 liederen van hem publiceerde. Daarin twee liederen afkomstig uit Goethe's FaustVorstman had er geen probleem mee in een heldere stijlomgeving te componeren. Hij zag zijn uitdaging precies in het voltooien van Wagners onvervulde dromen. Een van die dromen was Goethe's Faust. Wagner componeerde wel de Faust-Ouverture, maar waagde zich nooit aan het complete werk. Vorstmans poging om Wagners Faust-droom te verwezenlijken resulteerde in een Hollandse Faust-opera op de letterlijke tekst van Goethe, die muzikaal geheel in de geest van Wagner en Goldmark is gecomponeerd. Dat maakt Vorstman tot een van die veelgenoemde Wagnerepigonen van zijn tijd. Maar wat betekent dat precies anno 2017, in een wereld waarin uitvoerenden zijn verworden tot papegaaien in een juke-box van 500 nummers? Als je dan toch 10.000 keer per jaar Tannhäuser doet kun je ook wel een keertje VorstmanFaust naar Wagner doen. Als ik dan af en toe eens zo'n Wagnerfanaat bezoek die het cool vindt om 30 (grotendeels onbeluisterde) uitvoeringen van Tannhäuser et cetera in huis te hebben, kan ik mij voorstellen dat het interessant is om ook Vorstmans verkapte vierde akte Tannhäuser naar Faust eens te horen. Het is bewogen muziek, hetgeen in de trailervideo van 'Nur wenig schritten' goed naar voren komt. Vorstman werkte er liefst 13 jaar aan en had de tegenwoordigheid van geest om zijn opera Seelenkampf te noemen, teneinde de directe concurrentie met Schumann, Gounod en Berlioz uit de weg te gaan. Die titel sluit precies aan bij het typerende moralistische element in de Nederlandse opera van toen tot nu. De eerste akte en een stuk van II zijn destijds lokaal in Haarlem uitgevoerd. De plaatselijke recensent vond de muziek 'wild en onsamenhangend' en de orkestratie 'protserig'. Laten dat nu precies trefwoorden zijn die bovengetekende naar de archieven van het Nederlands Muziek Instituut deden rennen! Vanuit die kritiek is het merkwaardig vervolgens in zo'n uitgebalanceerde, melodische partituur te belanden. Het succes van 'Nur wenig Schritten' in het try-out concert heeft er inmiddels toe geleid dat we ook de solo voor tenor en koor 'Christ ist erstanden' zullen gaan opnemen, net als Margarethe's lied van de Koning van Thule en de juwelenaria.

Cornelis Dopper: Frithjof (1895) en Wilhelm Ratcliff (1900)

Vrijwel iedereen die Het Concertgebouw bezoekt kijkt voor aanvang van concerten vaak naar de namen in de zogenoemde Gouden Rand van de balustrades: Brahms, Wagner, Beethoven, Haydn, Mozart en dan rijst als vanzelf de vraag naar wat… Cornelis Dopper (en Julius Röntgen) in dat rijtje doet? In de jaren nadat Het Concertgebouw in 1888 werd geopend, werden dat gaandeweg de grote namen uit de Nederlandse muziekwereld. Eerder presenteerden wij DopperDe blinde van Casteel Cuillé (1894), een werk waarmee de destijd 19jarige componist opmerkelijk succes bij de Nederlandsche Opera van Cornelis van der Linden boekte. Op 401Concerts 5 kwamen de grote tenoraria 'hoort mij aan' uit Frithjof en de 'Prelude' tot William Ratcliff aan de orde. Een wereld van verschil. Na het succes van De blinde van Casteel Cuillé stapte Dopper af van de publieksvriendelijke aanpak waarin hij een soort smeltkroes van het beste uit 50 jaar opera op meeslepende eigen muziek presenteerde. Hij achtte zich zich namelijk rijp voor het grote werk en koos nu slechts één opera als uitgangspunt: Wagners Lohengrin. Uit DopperFrithjof wordt gaandeweg duidelijk dat Lohengrin niet alleen de 'lichter Tempel' in Montsalvat bezocht, maar dat de heilige graal ook in Frithjofs droombeeld van Griechenland kon liggen! Frithjof brengt ons Dopper als Wagner-epigoon van het zuiverste water, daar valt niets op af te dingen. Hier geldt hetzelfde als voor Vorstmans Seelenkampf, namelijk dat het vandaag de dag fascinerend is die veelbesproken maar nooit gehoorde Wagner-epigonen eens te horen. Het is een term die in deze periode in de vaderlandse (en internationale) muziekwereld veelvuldig word gebezigd, maar omdat er geen noot van al deze epigonen is opgenomen weet feitelijk niemand meer hoe een Wagner-epigoon precies klinkt. Ik ben er van overtuigd dat een groots opgezet concert in Amsterdams muzikale graaltempel rondom vaderlandse Wagner-epigonen zou uitverkopen. eker met vol orkest, want net als bij Vlaamse Wagnerepigonen als Paul Gilson, Brenngier en de jonge August De Boeck schuilt hun eigenheid doorgaans in de verfijnde graad van de orkestratie, die vaak veel subtieler en moderner is dan de vocaal-Wagneriaanse sagensfeer. Op zo'n Wagner-epigonenconcert mag het betoverend mooie 'Hoor mij aan' uit Doppers Frithjof in ieder geval niet ontbreken. Door omstandigheden rondom Cornelis van der Lindens noodlijdende Nederlandsche Opera kwam Frithjof in 1894 nooit tot uitvoering. Alleen delen ervan zijn later eens concertant gegeven en dat resulteerde niet in het gedroomde vervolg. Dopper had daarmee zijn Wagnerlesje daarmee geleerd en gooide het vervolgens over een heel andere boeg. De prelude van William Ratcliff is stilistisch niet zo eenvoudig te vangen. Het stuk tekent de mystieke sfeer van het verhaal rond de verdoemde Ratcliff die alle huwelijkskandidaten van zijn geliefde maria een voor een vermoord. Doppers William Ratcliff, op de letterlijke Duitse tekst van Heinrich Heine (Mascagni en Cui gebruikten een Italiaanse en Russische vertaling), staat in 1900 al met een stevig been in de vroege twintigste eeuw. Van dit fascinerende werk dat ooit een uitvoering in Duitsland mocht beleven, zullen in het komende jaar meerere delen worden opgenomen. Het zou voor CPO een droomtitel zijn!

Marinus Corelis van de Rovaart – Liefde (1899)

Over Marinus Cornelis (MC) van de Rovaart (1871-1939) is bijzonder weinig bekend en over zijn opera's nog veel minder. Hij zette zich later in voor dilettantenmusici maar had in zijn Sturm und Drang-jaren enig succes met de opera Die verwunschene Prinz uit 1894 dat in Oostenrijk is opgevoerd, voor een Nederlandse componist geen kleinigheid. Die verwunschene Prinz is een bijzonder werk waarvan we in ons studio-opnamenproject later fragmenten hopen op te nemen, als de tekst is ontcijferd (deze is in de huidige vorm onleesbaar). Over Der Gnomenkönig/De Dwergenkoning uit 1897 en Liebe/Liefde uit 1899 is niets anders bekend dan de hetgeen de noten in de in het NMI bewaard gebleven manuscriptpartituren ons vertellen. In Liefde toont Van de Rovaart zich net als Dopper in 1894 met De Blinde van Casteel Cuillé een componist van goed in het gehoor liggende melodieën, met links en rechts een volksliedachtige inslag, zoals in het tijdens 401Concerts 5 uitgevoerde lied 'Hoort een krijger staat voor de deur'. Hierin vraagt een soldaat een meisje of hij even mag binnenkomen, omdat hij ten strijde trekt en zijn toekomst onzeker is. De strekking van de opera lijkt uit dit lied uit de eerste akte te volgen. Interessant is de contekst van zijn eerdere, zijdelings in de geest van Wagner geschreven opera's, is dat Van de Rovaart later met Loh en Grien een onvervalste Wagnerparodie schreef. Dat genre mag op een toekomstig concert met Wagner epigonen natuurlijk evenmin ontbreken!

Ernest Mulder - Daphne (1935)

Als componist was Ernest W. Mulder (Amsterdam 1898-1959) een buitenbeentje. Hij was leerling van Bernard Zweers en geniet nog vooral faam als leraar van Erik Lotichius, Theo Loevendie en Bernard Haitink. Als componist schreef hij liederen, pianowerken, koorwerken, 4 symfonieën, een Requiem, een Te Deum, een Stabat Mater, toneelmuziek bij het abelspel Esmoreit en de opera Daphne! Mulders bekendste werk is zonder twijfel de 'Symphonia Sacra' (1924/1947), maar Daphne kan daar zonder meer naast worden gesteld. Dat dit historisch gezien nooit is gebeurd komt omdat Daphne nooit is uitgevoerd en ook niet is gepubliceerd. Enkele redenen voor het niet tot opvoering komen van dit machtige werk zijn wel aan te wijzen, te beginnen met het verschijnen van Richard Strauss' opera Daphne in 1937/38. Het succes van Strauss' even meeslepende als conventionele opera was natuurlijk botte pech, temeer daar Mulder een revolutionaire Daphne had geschapen. Waar mannen als Vorstman en Dopper eerder even meeslepende als hoogmoedige pogingen ondernamen Wagner naar de kroon te steken ging Mulder een stapje verder. Hij was als componist bij zijn tijd en als dramaturg schafte hij domweg alle opera-conventies tegelijk af. Hij keerde terug naar het pure – veronderstelde – ideaal van de Griekse tragedie met een grote rol voor het koor en verder vooral declamatorisch recitatief tegen de achtergrond van het orkest met af en toe een gezongen lied, zoals het lied van Rhuax in dit concert. Verderop in het opnametraject komt het intrigerende parlando duet tussen Apolloon en Daphne nog aan de orde, met Hendrik Vonk als Apolloon en Barbara Schilstra als Daphne. In muzikaal opzicht gebruikte Mulder stijlelementen die in het lied van de opppervlakkige Rhuax (hij is verliefd op het slavinnetje van zijn vader, Kore genaamd) flirten met operette, terwijl hij elders bijna abstracte muziek produceert. Er valt uiteindelijk alleen het label 'Mulder' op te plakken. Op zijn best kun je voor het declamatiegedeelte naar Pijpers Halewijn of de gezamelijke bron in Honeggers Jeanne d'Arc au Bûcher en Le roi David wijzen. Dat is nu precies het mooie aan Mulder: je kunt Daphne niet echt beschrijven, je moet het echt horen.

Carel Oberstadt – De Scheveningers (1940)

De ooit bekende pianist en componist Carel Oberstadt werd in 1871 te Tilburg geboren. Zijn talent werd bij toeval herkend door Clara Schumann die hem naar Frankfurt liet komen, met het doel hem als pianist op te leiden. Hij studeerde daar compositie bij Iwan Knorr en Bernhard Scholz en later in Berlijn bij Woldemar Bargiel. Al op zijn 23e werd hij leraar aan de Koninklijke Muziekschool in Den Haag waaraan hij gedurende zijn hele carrière verbonden bleef. Hij had succes als concertpianist. Als componist schiep hij naast cello sonates, piano suites, strijkkwartetten, liederen, pianostukken en orkest- en koorwerken in 1940 nog de opera De Scheveningers. Dat werk stamde uit zijn laatste levensjaar, tevens het begin van het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, waardoor een geplande opvoering aan De Nederlandsche Opera niet meer tot stand kwam. Met Oberstadt overleden bleven zijn opera’s na de oorlog onder het stof van de oorlog begraven en feitelijk werd sindsdien weinig meer van hem vernomen. Wel noemde Jan van Dijk het werk in een interview met mijzelf in 2011 als een bijzonder werk dat aandacht verdiende. Dat gold volgens Van Dijk ook voor de nagelaten kladpartituur van De pelgrims van Tilburg, dat op een later tijdstip nog aan de orde komt. De Scheveningers is een van die lastige werken waarbij het niveau van muziek en tekst mijlenver uiteen lopen. Hoewel van de preciese ontstaansgeschiedenis niets bekend is mogen wij aannemen dat de opera is ontsproten uit Djovita’s lied in Jan Blockx' destijds bekende opera De bruid der Zee. Dat lied (hier ten lande een bekend volksliedje) heeft als titel ‘Een meisje die uit Scheveningen kwam, sang-io!' Dat meisje uit Scheveningen is precies de verpersoonlijking van de ontrouwe flirt Geertje in De Scheveningers. Daar maakt ze het leven van Jan kapot, die haar ondanks de liefdevolle zorg van Maartje maar niet kan vergeten. Maar anders dan in Blockx' opera loopt het bij de keurige Brabander Oberstadt niet uit op moord en doodslag uit jaloezie. Niets van dat. Moegestreden besluit Jan tenslotte aan te monsteren op een schip en het ruime sop te kiezen. Met deze stichtelijke, wederom typisch Hollands-moralistische wending gaat de opera als een nachtkaars uit. Waar bij Willem Henri Lucas' Béla? de plot beter is dan de verzen is dat hier andersom: de poëzie is bijzonder aansprekend en modern in taalgebuik. Alleen al de titel van Jans prachtige wanhoopsaria ‘Ik drijf als wrak hier rond’ spreekt boekdelen. In muzikaal opzicht is De Scheveningers een gaaf werk met invloeden die elementen van de meest dramatische liederen van Grieg verbinden met verre echo’s van Weber.

Het 401NederlandseOperas Handboek in wording

Het vijfde 401NederlandseOperas concert met Nederlandse operamuziek uit de archieven van het Nederlands Muziek Instituut (NMI) vond plaats in de contekst van René Seghers' werk aan een handboek van Nederlandse en Vlaamse opera's. Omdat er van de meer dan 400 opera's die er sinds 1678 werden gecomponeerd vrijwel geen opnamen bestaan organiseert Seghers samen met stichtingsbestuurders Anthony van der Heijden en Bas ten Have concerten waarbij hoogtepunten uit het Nederlandse opera-verleden worden uitgevoerd. Deze concerten worden via de website 401NederlandseOperas.nl toegankelijk gemaakt. Zo gaat de voortgang van het boek hand in hand met het ontsluiten van de muziek. Seghers is onder meer bekend van de tijdschriften Villa d’Arte en Luister, de biografie van Jacques Brel, de Amerikaanse biografie van Franco Corelli, het Jubileumboek 50 Jaar Internationaal Vocalisten Concours 's-Hertogenbosch en de bijbehorende IVC Archiefwebsite, alsmede van de 401DutchDivas website.

Samenwerking met het Nederlands Muziek Instituut

Speciaal voor het concert zijn alle genoemde partituren gedigitaliseerd en uitvoerbaar gemaakt. Seghers: 'Het betreft in alle gevallen handschriften, deels zelfs orkestpartituren uit de archieven van Het NMI, waarvan transcripties voor stem en piano moesten worden vervaardigd. De samenwerking met het NMI is na zeven jaar onderzoek in hun archiven structureel geworden en wij werken momenteel samen aan vervolgprojecten, daaronder de wereldpremières in de moderne tijd van opera's uit het Théâtre Français de la Haye uit de late 18e en vroege 19e eeuw.'


Downloads & cd

Van dit try-out concert is momenteel alleen de trailer video beschikbaar. In spetember 2017 worden de aria's in de studio opgenomen en dan komen zowel de audio- als de video opnamen beschikbaar. Van de hoogtepunten uit de geplande serie studio-opnamen verschijnt ook een cd.