Gerard von Brucken Fock (1859-1935)
‘Maar intussen is er […] zijn muzikale nalatenschap, die onder meer aan composities voor piano werk van waarde genoeg bevat om hem tot de prominenten van zijn tijd te kunnen rekenen. Het zijn dan kostbaarheden, aangespoeld op de kust van een wispelturige en woelige levenszee, muziek getuigend van een uitgesproken talent en die niemand minder dan Grieg aanleiding gaf om Gerard von Brucken Fock ‘de Hollandse Chopin’ te noemen.’ (Jos de Klerk, ‘Eeeuwherdenking’, Haarlems Dagblad, 12 december 1959)
‘Als componist stond hij onder invloed van Brahms en in mindere mate van Liszt. Zijn orkestwerk is voornamelijk uit natuurimpressies voortgekomen en ook als kunstschilder was hij een impressionist. In zijn muziekwerken openbaart hij een meesterschap van vorm en beheersing, gepaard gaande met grote fantasie en voornaam stijlgevoel. De Noor Edvard Grieg was zeer gecharmeerd van zijn pianowerk, dat ook in het buitenland de aandacht trok, en noemde hem “de Nederlandse Chopin”. Grieg gaf als zijn mening over de aandachtig bestudeerde partituren: “Hoogst talentvol, niets is zonder inhoud of betekenis. Het werk heeft wel iets met de geest van Chopin te maken, maar is niettemin heel eigen.’ (Hans Krol in Heemstediana, Literatuur en beeldende kunst(enaars), oktober 2012)
‘Ik geloof, dat we bij de beoordeling van het levenswerk van Von Brucken Fock de beeldende kunstenaar niet van de musicus kunnen scheiden. Het wil mij voorkomen, dat zijn ijle zeeën en stof- onttogen landschappen veeleer moeten worden beluisterd als symphonieën van licht en kleur, dan gezien als herscheppingen van natuurtaferelen gebonden aan picturale wetmatigheid.’ (door H.P. Baard, toenmalig directeur van het Frans Hals bij een ere-tentoonstelling van Von Brucken Focks schilderijen in het museum Het Huis Van Looy te Haarlem)
‘Geerts leven was vol moeite, verdriet en strijd, hij heeft heus onuitsprekelijk geleden, maar overwonnen door de hem geschonken innerlijke kracht.’ (schrijft Marie J. Pompe van Meerdervoort-Von Brucken Fock, echtgenote van Gerard von Brucken Fock na diens dood.)
401Concerts 3 (Video)
Download: € 7.99 |
401Concerts 3 (Audio)
Download: € 7.99 |
Onder de Nederlandse componisten is Gerard von Brucken Fock waarschijnlijk degene met het meest buitenissige levensverhaal. In zekere zin zou men kunnen zeggen dat weinig tot niets in zijn leven is gelukt zoals het hem voor ogen heeft gestaan; zelfs een concrete poging afstand van zijn enorme rijkdom te doen en te gaan ‘werken’ mislukte. Hoewel er dankzij de Gerard von Brucken Fock Stichting inmiddels in kleine oplage een cd en een dubbel-cd met kamermuziek en liederen werd uitgegeven, was tot het verschijnen van dit artikel in 2016 over het hoogtepunt van zijn leven als toondichter volstrekt niets bekend. Dat hoogtepunt, zijn grote opera in drie bedrijven Jozal, is een van de meest extreme en ontroerende opera’s ooit gecomponeerd. Dit niet omdat het zo’n aangrijpend liefdesverhaaltje is, maar vooral omdat het een even compromisloos als tragisch autobiografisch portret in woord en muziek van de getormenteerde toondichter. Liefst twee ‘liefdesduetten’ kent het werk, beiden scheidingsscènes waarin Jozal zich uit liefde voor God van zijn aardse geliefde wil scheiden, precies zoals hij dat ook in het echte leven - vergeefs - heeft geprobeerd. Natuurlijk was dit bijna theosofische werk waaraan hij van begin 1910 tot en met de voltooiing van de orkestratie van de eerste twee aktes op 14 januari 1912 werkte, onuitvoerbaar. Het manuscript bleef meer dan een volle eeuw onaangeroerd onder het stof begraven in de archieven van het Nederlands Muziek Instituut liggen. Vandaag de dag wekt de compromisloosheid waarmee Von Brucken Fock hier zijn artistieke credo belijdt echter nieuwsgierigheid. Vandaar dat 401Nederlandse opera’s het centrale scheidingsduet uit de 2e akte van Jozal inclusief maneschijnmuziek op het programma van 401Concerts Nr. 3 heeft gezet (29 mei 2016, Kröller-Müller Museum, Otterlo met : Jolien De Gendt (Asdé), Denzil Delaere (Jozal), pianist Pieter Dhoore en violiste Ann Vancoillie). Hieronder een kennismaking met de Van Gogh onder de Nederlands componisten, die behalve een zure recensent voor De Groene ook een verdienstelijk schilder was. Een download van de Jozal fragmenten is beschikbaar via 401Concerts 3 download. Tickets 401Concerts 3 te koop via ticketlink.
Tekst: René Seghers
Bronnen: Onze Musici, Nijgh & Van Ditmar, Rotterdam, 1898; J.H. Letzer, ‘Muzikaal Nederland 1850-1919’, Bio Bibliografisch Woordenboek, J. L. Beijers, Utrecht, 1913; Gerard von Brucken Fock, Jozal, manuscript partituur, 1914 (Nederlands Muziek Instituut); Gerard von Brucken Fock, ‘Levensherinneringen’, 1934 (Zeeuwse Bibliotheek, Middelburg); Wouter Paap, ‘Gerard H.G. von Brucken Fock. Componist en schilder’, Mens en Melodie, maart 1953; H.I.C. Dozy-de Stoppelaar, G.H.G. von Brucken Fock. Een mens van twee werelden, 1859-1935’, Zeist 1959; Jos de Klerk, ‘Eeeuwherdenking’, Haarlems Dagblad, 12 december 1959; Jan ten Bokum, ‘Gerard von Brucken Fock’, Het Honderd Componisten Boek, Haarlem, 1997; Margaret Krill, ‘Gerard von Brucken Fock De Nederlandse Chopin’ Accoord, okt/nov 2009; Hans Krol in Heemstediana, Literatuur en beeldende kunst(enaars), oktober 2012; A.A. Clement, 'Fock, Gerardus Hubertus Galenus (1859-1935)', Biografisch Woordenboek van Nederland, 2013; Archief Gerard von Brucken Fock Stichting in de Openbare Bibliotheek Middelburg.
Photos: Gerard von Brucken Fock archeven NMI/OBA Middelburg
Partners: Nederlands Muziek Instituut, Kröller-Müller Museum
Tickets 401Concerts 3 te koop via ticketlink.
Gerard Hubertus Galenus von Brucken Fock (28 december 1859 -15 augustus 1935) werd geboren in het buitenhuis Ter Hooge in Koudekerke bij Middelburg. Een blik op dat landhuis dat de vorm van een pittoresk kasteeltje had,maakt duidelijk dat we hier niet van doen hebben met een ploeteraar à la Johannes Bernardus van Bree of Cornelis Dopper, maar met een gefortuneerde telg uit een Fries adellijk geslacht. Zijn vader Henri Dignus Fock, heer van Ter Hooge, liet in 1863 zijn naam veranderen in Von Brucken Fock. Zijn moeder Johanna Caland was regentes van het burgerweeshuis in Middelburg. Van de vier kinderen werden er twee gerespecteerde componisten, naast Gerard ook zijn twee jaar oudere broer Emile, vooral bekend van zijn opera Seleneia uit 1894, waarvan wij in 401Concerts Nr. 1 in 2015 het centrale liefdesduet uitvoerden (beschikbaar als download). Emile speelde viool, een andere broer cello en Gerard werd aan de altviool gezet, zodat samen met de vioolleraar een huiselijk strijkkwartetje kon worden gevormd. Sinds de dag dat zijn vader een compliment van een oudere dame over zijn pianospel in de lounge van het Amstel Hotel beantwoordde met: ‘Wacht maar tot u Emile hebt gehoord, die is nog veel beter’, ontvlamde in Gerard een jaloezie jegens zijn makkelijk lerende en succesvolle broer die hem feitelijk zijn hele leven lang parten heeft gespeeld. Ondertussen leerde Gerard ook tekenen en schilderen bij Jan Frederik Schütz, vooral bekend als schilder van zee- en riviergezichten.
Onbuigzaam
Anders dan zijn broers was Gerard koppig en onbuigzaam van karakter. Daarom werd hij in 1871 door zijn ouders in Kampen op kostschool gedaan. Onderweg naar Kampen logeerden de Von Brucken Focks in het Amsterdamse Amstelhotel waar Gerard wat stukjes op de piano in de salon speelde. Een dame complimenteerde zijn vader hiermee. Die antwoordde echter dat dit spel nog niets was vergeleken bij dat van zijn zoon Emile. In zijn eigen memoires vertelt Gerard hoe deze uitspraak zich als een angel in zijn toen elfjarige hart nestelde. Zijn leven lang voelde hij zich achtergesteld bij anderen en in het bijzonder bij zijn oudere broer.
Eerste composities
Het verblijf in Kampen kon zijn koppigheid en zijn onrust niet veranderen. Van een regelmatige opleiding in welk vak dan ook was geen sprake. Hij kon zich ook later eigenlijk nooit volledig op één ding concentreren. Dat hij desondanks een begaafd pianist werd, was vooral te danken aan zijn exceptionele talent. Wellicht dat het ontbreken van de harde noodzaak tot werken hem parten speelde in zijn studies en werken. Hij zakte voor de H.B.S. en probeerde daarna in Emile’s voetstappen te treden door zich aan te melden voor de Koninklijke Militaire Academie in Breda, maar het toelatingsexamen bleek al onoverkomelijk: hij zakte als een baksteen. Zijn broer componeerde toen al en Gerard voelde eveneens een roeping in die zin. Hij kreeg les van de vader van componist Marinus van ‘t Kruys, een organist in Middelburg, alsmede van de Vlissingense musicus Bekker en van A. de Jong. Nog voor hij in 1877 naar Utrecht vertrok om les te nemen bij Richard Hol componeerde hij als 17-jarige al pianostukken en werd er een liedbundel van hem uitgegeven onder de naam Gerard Brück.
Bij Hol in Utrecht studeerde Gerard tussen 1877 en 1879 harmonie en hij volgde er verdere pianolessen, Zijn composities uit die tijd blijven echter in de schetsfase steken. Hij volgde daarna nog verdere studies in Berlijn. Eerst bij Friedrich Kiel maar diens strenge leer lag hem niet en hij vervolgde zijn lessen bij Woldemar Bargiel. Terug in Nederland ging hij, aangetrokken door het Amsterdamse, op kamers wonen in de Kalverstraat waar hij een zwierige periode beleeft. Deze periode eindigde echter in een deceptie omdat Gerard in het plezier geen voldoening vond. Hij miste een doel in zijn leven. Dat veranderde op slag toen hij op een dag… een bijbel aanschafte, ook al was diepere religieuze vorming hem van huis uit vreemd. Hij verhuisde andermaal, nu naar Dresden, waar hij zijn oudere teken- en schilderhobby oppakte. Een volgende depressie deed hem vluchten naar Praag, waar hij van zijn depressie genas na het horen van een volkswijsje. Na een verblijf in Wenen waar de nostalgie van het fin de siècle hem achtervolgde, komt hij tot rust op het Duitse Waddeneiland Borkum, vanwaar hij reisbrieven in het Algemeen Handelsblad publiceert, het begin van zijn journalistieke carrière.
Van Parijs naar Amsterdam
'Ik componeerde in dien tijd mijn 5 Moments musicaux, ik denk toch onder den indruk van haar toestand, waardoor ze een bijzondere gevoeligheid kregen. Dit werk is dan ook veel gekocht, meer dan andere van mij.' (Gerard von Brucken Fock over het componeren van 'Moments Musicaux' in de zomer van 1891, toen zijn moeder op sterven lag. Levensherinneringen IV, 119)
Na een korte periode bij zijn moeder (zijn vader was intussen overleden) vervolgde Gerard zijn zoektocht naar de zin van het leven in Parijs, waar zijn opus 1. ‘Valses pour piano’ werd gedrukt. Het was een tijd vol inspiratie, waarin ook zijn derde opusnummer ontstond, de ‘Spaanse dansen’. Vijfentwintig jaar oud en met de nodige opties in zijn plunjezak keerde Gerard terug naar Middelburg, waar hij zich verloofde met jonkvrouw Marie J. Pompe van Meerdervoort (1864-1960), dochter van een Parlementslid. Zij inspireerde hem tot een reeks composities en tekeningen en na vier maanden trouwde het stel in 1885 enthousiast en vol grootse verwachtingen. Twee jaar bleven ze gevestigd te Middelburg waar Gerard veel succes had als solist in pianowerken van Liszt. Virtuoos in Zeeland bleek echter van een andere orde dan virtuoos in Parijs; zelfs Baden-Baden bleek te hoog gegrepen.
|
|
Van 1888 tot 1891 vinden we het stel terug in Amsterdam, waar Gerard zijn journalistieke loopbaan uitbouwde bij De Amsterdammer, waar zijn scherpe pen hem gevreesd maakte. Hij ontpopte zich er als een verklaard anti-Wagneriaan (dit in tegenstelling tot zijn broer Emile, die met Seleneia in 1894 juist de grote propagandist van Wagner in Nederland werd). Vanaf 1889 manifesteerde hij zich ook als dirigent van het kerkkoor van de Remonstrantse Gemeente. Het was een relatief rustige en vruchtbare periode in zijn leven die tot een einde kwam toen hij na het lezen van Tolstoï en Ibsen andermaal bevangen werd door twijfel aan de zin van zijn leven. De prelude 'Laag water aan de Schelde' die hier in mp3 is opgenomen is een van zijn mooiste composities. Het werk klinkt precies zoals zijn schilderijen, veelal zeegezichten. De 'Moments Music' uit 1891 bevatten eveneens schilderachtige pianocomposities die in de verte doen denken aan Chopin of Liszt.
Heilssoldaat
Tolstoï deed Gerard beseffen dat echte zielenadel alleen verdiend wordt met hard werken en Ibsen leerde hem beseffen dat het huwelijk onvermijdelijk tot het einde van de liefde voert. Gerard kwam tot de conclusie dat hij en zijn geliefde vrouw moesten scheiden teneinde ‘hun liefde te redden’. Zijn advocaat raadde hem echter wijselijk aan eerst eens een tijdje (zeven jaar) apart te gaan wonen. Dat experiment was van erg korte duur, want Gerard kon helemaal niet tegen het alleen zijn. De invloed van Tolstoï bleek echter lastig af te schudden en hij vatte het plan op, zich bewust in de armoede te storten teneinde gedwongen te worden in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Het paar gaf hun bankier opdracht al hun bezittingen van de hand te doen en vertrok naar Leipzig, waar Gerard probeerde pianoleraar te worden. Jonkvrouw Pompe ging aan de slag als naaister in een naaiatelier. Toen dit experiment niet bracht wat Gerard ervan had verwacht keerde het echtpaar terug naar Nederland, in de veronderstelling volkomen berooid te zijn. De bankier bleek de weggeefopdracht echter geen seconde serieus te hebben genomen en alles bleef bij het oude, met dit verschil dat Gerard het tussentijds nog probeerde als landarbeider in Kruiningen alvorens zich in 1892 aan te sluiten bij het Leger des Heils in Parijs waar hij inpakker, folderverkoper en draaiorgelspeler op promotiereizen door Frankrijk en Zwitserland werd, op de gitaar begeleid door jonkvrouw Pompe tot Meerdevoort. In de periode 1892 tot 1895 produceerde hij als componist louter heilsliederen waarna zijn liefde voor het Leger des Heils vervaagde. Ziekte van zijn vrouw leidde tot een vertrek naar de badplaats Royan waar hij zich weer aan serieus componeren zette. Daarnaast verdiepte hij zich verder in de theologie en richtte tenslotte een ‘Halleluja’-verbond op, ‘een leger zonder militaire dictatuur’.
Terug in Walcheren en vandaar naar Amsterdam volgde een Nederlandse periode bij het Heilsleger dat hem uitzond naar de kolenmijnen van Charleroi. Jos de Klerk merkt op dit punt op dat zijn leven dan sterke parallellen met dat van Vincent van Gogh begint te vertonen en met de experimenten van Frederik van Eeden. In deze periode schreef hij zijn bekendste pianowerk, de ‘24 Etudes’, die Grieg bekoorden en die hij ook zelf graag mocht voordragen. Op dit punt in de biografie vermeldt jonkvrouw Pompe tot Meerdervoort een even tekenend als pijnlijk detail, namelijk dat zijn herhaald vluchten in de kerk (hij dirigeert dan een koortje in de Vrije Gemeente) destijds werd ingegeven door een minderwaardigheidscomplex ten opzichte van de successen van Diepenbrock en die van zijn oudere broer Emile, die zich met zijn sterke persoonlijkheid steeds op de voorgrond wist te plaatsen: ‘Dat heeft hem zijn leven lang geremd.’
Jozal
Het is in deze vruchtbare periode dat Gerard von Brucken Fock het plan voor de theosofisch-autobiografische opera in drie akten Jozal opvatte, een werk waaraan hij met tussenpozen tot aan het voltooien van de orkestpartituur in 1914 zou schaven. Zijn oratorium De Wederkomst van Christus werd na eveneens jarenlang schaven in 1908 door Anton Tieri uitgevoerd maar zijn echte levenswerk, Jozal, is zelfs als titel vrijwel nergens terug te vinden. Op zichzelf is dat niet verwonderlijk: het werk is nooit uit zijn bureaulade gekomen en zelfs fragmenten ervan zijn bij nooit uitgevoerd. Toch staat deze unieke opera met fraaie letters in mijn 401NederlandseOperas anthologie genoteerd. Het is een uniek werk. Enerzijds vanwege de unieke filosofisch-theologische achtergrond van het libretto en anderzijds vanwege het ongehoord autobiografische karakter van het werk. Het valt niet moeilijk, in de getormenteerde Jozal die tot tweemaal toe afscheid van zijn geliefde neemt teneinde zijn ‘hogere roeping’ te volgen en zich in dienst van God en volk te stellen, Gerard von Brucken Focks worsteling met zichzelf te zien. De liefdesduetten in het werk zijn niet hartverscheurend vanwege hun romantische karakter, maar vooral omdat ze de genoemde tijdelijke scheiding tussen hemzelf en zijn vrouw beschrijven. In het unieke duet uit de tweede akte zien we Gerard-Jozal worstelen met de realiteit van leven en wereld. Het zijn Jozals introductie aria en dit duet dat 401Nederlandse Operas als onderdeel van 401Concerts Nr. 3 op 29 mei 2016 in het Kröller-Müller Museum uitvoerde (fragmenten treft u aan in bijgaande videotrailer van 401Concerts 3). Voor deze wereldpremière is de partituur bewerkt tot een bijzondere pianobewerking waarin zoveel mogelijk van het orkest behouden is. Pieter Dhoore brengt de partituur vanuit die bewerking tot leven aan de piano, tenor Denzil Delaere zingt Jozal en sopraan Jolien De Gendt zingt Asdé. Op het hoogtepunt van het duet zet het maanlicht de nacht in een betoverend zilverlicht (in het concert verklankt door violiste Ann Vancoillie). Asdé probeert Jozal nog eenmaal te doordringen van de schoonheid van Gods plan:
Asdé
Zie om je heen, Jozal, zie de schoonheid om je heen!
Kan de wereld zo slecht zijn, als je meent?
Moet het niet alles medewerken tot de plannen van Hem die zoiets geschapen heeft?
Moeten wij het niet van hem verwachten? Geloovig vertrouwend op Hem hopen?
O Jozal! laten wij het overgeven aan Hem door wie de wereld bestaat.
Jozal
Het is alles valsch! Ik kan die schoonheid niet langer verdragen
O die wreedheid in de natuur!
Die ongevoeligheid
Koud zien de sterren neer op der menschen worstelen,
zij bewegen zich onveranderlijk in hunne banen
Alles gaat precies zijn zelfden gang,
Of de wereld lijdt of juicht,
Lacht of schreit! …
Terwijl daar onschuldigen smachten
In hun kerker schijnt de maan vriendelijk aan den hemel,
Terwijl hier het gruwelijk onrecht den scepter voert.
[Enigszins ironisch]
Rimpelt het water van het meer zich daar vreedzaam in het Zuidenwindje
Zingen vogeltjes lief en melodieus in de takken
Is dat niet harteloos van God,
Is dat niet gemeen?
Ik zou zo’n wereld in elkaar trappen als ik hem was!
Schilder
In de tussentijd was Gerard ook begonnen met olieverf te schilderen in de bossen en duinen van Aerdenhout waar hij was gaan wonen. Hij raakte er bevriend met de kunstbroeders Cornelis Spoor en Marius Bauer en met Oscar Mendlik. Von Brucken Fock had als kunstenaar een sterke voorkeur voor (duin)landschappen, de zee, bomen en stadsdelen in impressionistische stijl. De zomers van 1901, 1902 en 1904 bracht hij in Domburg door met Jan Toorop en Otto van Rees. Von Brucken Fock raakte bevriend met Isaac Israëls en Breitner, maar voelde zich als schilder sterker verwant met wegbereiders als Toorop, Thorn Pricker en Roland Holst. Zijn werk sluit aan bij de Haagse School en de schilderijen die ontstonden tussen 1910 en 1920 gelden als zijn belangrijkste schilderingen. Von Brucken Fock bleef echter onrustig en wisselde periodes van grote artistieke productiviteit af met periodes van religieuze bezinning en evangelische activiteiten. Hij verbleef achtereenvolgens in Berlijn, reisde met Röntgen naar Denemarken, schreef in Brussel zijn ‘Symfonie in bes’ en exposeerde schilderijen in St. Lukas te Amsterdam. Von Brucken Fock: ‘Mijn debuut daar had veel succes. Latere exposities minder’.
Terug in Aerdenhout gaat hij ook weer schrijven. In 1912 verhuisde hij naar Parijs en in 1913 naar Laren waar hij zich wijdde aan een boek over het naderend Koninkrijk Gods op aarde (hij haalde het manuscript echter op het laatste moment bij zijn uitgever weg). In Laren begon hij ook aan nieuwe symfonie. In 1917 verlangde hij echter terug naar de kust en verhuist naar Katwijk, waar hij deze symfonie voltooide.
|
In 1920 verhuisde het echtpaar tenslotte naar een eenvoudige woning in Heemstede, die de vijftien resterende jaren van Von Brucken Focks leven de uitvalsbasis voor zijn reizen en ondernemingen zou blijven. In zijn laatste jaren voltooide hij hier in 1933 ook het ‘Requiem’, waaraan hij reeds in 1880 was begonnen. Met de ‘24 Etudes’ en Jozal behoort het tot zijn belangrijkste werken. Het ‘Requiem’ beleefde zijn wereldpremière op 20 december 1934 bij de Christelijke Oratorium Vereniging Haarlem onder leiding van George Robert, met Jo Vincent, Annie Woud, Jacques van Kempen en Max Kloos als solisten. Na de oorlog werd het in 1953 in bijzijn van zijn 89-jarige weduwe in Goes uitgevoerd ter herdenking van de Watersnoodramp eerder dat jaar en daarna nog in 1960 (door de Heemsteedse Christelijke Oratorium Vereniging) en in 1978 (met medewerking van Nelly van der Spek, Jannetje Blok, Joke de Vin, Wouter Goedhart, Max van Egmond, het Groot Omroepkoor en het Radio Filharmonisch Orkest onder Hans Vonk). Deze laatste uitvoering verscheen op de in 2011 aan Gerard von Brucken Fock gewijde dubbel-cd Chamber Music | Requiem (CD Document).
Die Welt abhanden gekommen
‘Op zijn sterfbed heb ik hem geregeld bezocht en hij vond het prettig, als ik hem grote bouquetten bloemen uit mijn tuin bracht. Dan kwam nog eens de glimlach op het stervende gezicht, zijn ogen glansden en met een zekere verrukking zei hij: ‘Wat is dat mooi’.’ (Oscar Mendlik )
Hoewel geplaagd door ziekte en ongemak (waardoor hij zelf niet bij de première van zijn ‘Requiem’ aanwezig kon zijn) smaakte Von Brucken Fock in deze laatste jaren toch het zoet dat hem eerder slechts sporadisch ten deel was gevallen: Mengelberg voerde werken van hem uit, Nederlands beroemdste sopraan in die dagen, Berthe Seroen, propageerde zijn liederen en Henriëtte Bosmans speelde zijn pianocomposities. In 1934 werkte hij zijn 'Cello sonate' uit 1884 nog om; hij had het origineel nooit gepubliceerd. Deze sonate werd in 2015 op de cd 'Dämmerung' gepubiceerd door Larissa Groeneveld (cello) en Frank van de Laar (piano).
Kort voor zijn dood is hij nog benoemd tot erelid van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst, maar, schrijft De Klerk: ‘Het interesseerde hem niet meer. Gerard von Brucken Fock was ‘Die Welt abhanden gekommen’.’
Gerard von Brucken Fock overleed op 15 augustus 1935 als een – voor zijn gevoel – miskend kunstenaar. Zijn laatste woorden aan zijn vrouw waren ‘Kun je niet meegaan?’ Het huwelijk is kinderloos gebleven.
Epiloog
In 1959 publiceerde mevrouw H. I. C. Dozy-de Stoppelaar een bijzonder levendige monografie over Gerard von Brucken Fock, enerzijds gebaseerd op de voor zijn dood door hemzelf opgetekende ‘Levensherinneringen’ en anderzijds op de herinneringen van diens 95-jarige weduwe M. J. von Brucken Fock-Pompe. Von Brucken Focks herinneringen kunnen zoals Jos de Klerk schrijft in het Haarlems Dagblad van 12 december 1959 worden opgevat als een publieke biecht in het aanschijn van de dood:
‘Maar een dergelijk eerlijk en onbevangen reageren op de impulsen van het ogenblik is kenmerkend voor heel zijn bestaan als kunstenaar en als mens. Zijn scheppingsdrift kon er des te sterker om zijn, al was er in besloten dat deze, daar hij gauw afgeleid werd door nieuwe indrukken, slechts kortstondig zou duren. Zijn vrouw die hem als een trouwe bewaarengel op zijn levensweg gevolgd heeft en trachtte zich in te stellen op zijn wisselende reacties, moet bekennen: ‘Hij was mij altijd één punt vóór, Als ik eindelijk iets begrepen had zei hij: ‘O, daar ben ik alweer overheen’. Met dat al is het bestaan van Gerard von Brucken Fock verbrokkeld en onrustig verlopen. Als hij het aan het eind overschouwt, verzucht hij: ‘O, wat een leven van mislukkingen, veranderingen en onzekerheden is het mijne geweest.’
Dat mag in vele opzichten gedurende zijn turbulente leven zo geweest zijn, maar in 1952 schreef Hendrik Andriessen al over Gerard von Brucken Fock dat zijn vaderland in hem een belangrijke componist vergeten had. Hoewel vooroorlogse boekjes en kranten meer publiceerden over broer Emile, werd Gerard als componist uiteindelijk toch hoger aangeslagen. In 1959 volgde vervolgens de eerste grote opleving met de monografie (compleet met een bijzonder interessant 45-toerenplaatje met daarop composities van Gerard vertolkt door de sopraan Paulien Pilaar en pianiste Tineke de Smidt). Er volgden grotere en kleinere herdenkingen, vooral in Zeeland. Eind oktober 1982 is in Heemstede een tentoonstelling van zijn schilderijen ingericht. In zijn 130ste en 150ste geboortejaar in 1989 en 2009 werd Von Brucken Fock in Zeeland herdacht via exposities en uitvoeringen van diens composities, met hulp van de Gerard von Brucken Fock Stichting die de kunstenaar bij testament in het leven riep, met de taak jaarlijks een werk van hem te doen uitvoeren. Onder meer de verlate wereldpremière van zijn Cellosonate door Larissa Groeneveld en Frank van de Laar baarde opzien in 2009.
|
Sinds het cd- en internettijdperk nam de belangstelling exponentieel toe. Eerder genoemde cd’s en publicaties wekten nieuwsgierigheid, Von Brucken Fock werd plotseling links en rechts bestudeerd. Met hulp van de stichting wordt er sinds 2012 zelfs gewerkt aan een heuse nieuwe biografie en nu werkt 401NederlandseOperas aan een kritische uitgave van Jozal en een pianoreductie daarvan, die hopelijk leidt tot de wereldpremière van deze opera. In zijn volle glorie zal Jozal Von Brucken Focks een meesterwerk blijken te zijn, waarvan de fragmenten die op 29 mei in het Kröller-Müller Museum werden uitgevoerd een eerste proeve zijn.
Download 401Concerts 3 met Jozal
De opname van ons derde 401NederlandseOperas concert in het Kröller-Müller Museum is downloadbaar via 401Concerts 3, met daarin naast Gerard von Brucken Focks Jozal ook aria’s en duetten uit Willem Landré's De roos van Dekama, Daniël de Langes Lioba, Cornelis Doppers De blinde van Casteel Cuillé, , Julius Röntgens Agnete en De lachende Cavalier, Jan van Gilse's Helga von Stavern, Jan Brandts Buys’ De kleermakers van Marken (Die Schneider von Schönau) en Richard Hagemans Caponsacchi.
Tickets voor 401Concerts 3 in het Kröller-Müller Museum
Via de website van het Kröller-Müller Museum zijn kaarten voor het concert op 29 mei 2016 te koop via www.krollermuller.nl/401nederlandseoperas. Het concert is onderdeel van een bijzondere presentatie. De prijs van euro 85 is inclusief alle hapjes en drankjes en meet & greet met de musici. U steunt hiermee dit project dat vanwege het unieke karakter van de eenmalige uitvoeringen, bedoeld om dit vergeten muzikale erfgoed vast te leggen op beeld en geluid, veel kostbaarder is dan concerten die eindeloos kunnen worden herhaald.
Operas/muziektheater
Jozal (opera in drie aktes, 1898-1914)
De geparfumeerde zakdoek (muzikaal voorspel in een bedrijf, ongedateerd)
Oratorium
De Wederkomst van Christus (1880-1908)
Opnamen
45-toeren
1959
Composities van Gerard von Brucken Fock
vertolkt door de sopraan Paulien Pilaar en pianiste Tineke de Smidt
(bijlage bij H.I.C. Dozy-de Stoppelaar, G.H.G. von Brucken Fock. Een mens van twee werelden, 1859-1935’, Zeist 1959)
•
CD
2008
Laag Water aan de Schelde
Music of Gerard von Brucken Fock
(2008 CD Zefir ZEF-9614, Bernadette ter Heyne (ms), Rien Balkenende (piano))
‘Schemerliedje’’; Laag water aan de Schelde’; ‘Stil zijn’; ‘Moments Musicaux No 1, 3, 5’; ‘Berceuse d'Armorique’; ‘Les Cigales’; ‘Humoresque No 1, 7, 8’; ‘Witte wijven dansen om en om’; ‘Hei met de wolken zoo wit’
2009
Dämmerung, Late 19th Century Sonatas for Cello and Piano
Von Brucken Fock | Von Zemlinsky | Von Dohnányi
‘Sonata for piano and cello in e minor’ (1884, revision 1931)
(2009 CD Gutman Records, Larissa Groeneveld (cello), Frank van de Laar (piano))
2011 Chamber Music | Requiem (2CD Document, 2011)
CD 1: 12 Klavierstukken Op. 27 (excerpts); Sonate voor Piano en Alt; 5 Moments musicaux Op. 11; Liederen: ‘Berceuse d’Armorique’ (Anatole Le Braz), ‘A quoi bon entendre’ (Victor Hugo), L’Idéal Op. 28 No. 4 (Sully Prudhomme), ‘Les Cigales Op. 28 No. 1’ (Emmanuel Delbousquet), ‘En lisant L’Evangile Op. 28 No. 3’ (Paul Bourget) (Irene Maessen (sopraan), Edith van Moergastel (viool), Marianne Boer (piano)) CD 2: Requiem (1933) (Nelly van der Spek (s), Jannetje Blok (s), Joke de Vin (a), Wouter Goedhart (t), Max van Egmond (bt), Groot Omroepkoor, Radio Filharmonisch Orkest, dirigent Hans Vonk, 1978)
•
Video en audio download
2016
Gerard von Brucken Fock: Jozal (opera in 3 bedrijven)
‘Ja ik neem het en laat het niet meer los’ (Acte I monoloog Jozal)
‘Jozal / Asdé… heb ik je weer’ … Maanmuziek (Act II duet Asdé-Jozal)
Jolien de Gendt (Asdé), Denzil Delaere (Jozal), Ann Vancoillie (viool), Pieter Dhoore (piano)
401Concerts 3 download, 29 mei 2016, Kröller Müller Museum, Otterlo.
< Cornelis Dopper (1870-1939) | PAUL GILSON > |
---|